door Jhr. T. von BÖNNINGHAUSEN

(Uit De Nederlandsche Leeuw 117(2000), nr. 3-4 en 11-12.)

Inleiding

In het begin van het jaar 2000 zijn er in Nederland 294 geslachten die tot de Nederlandse adel behoren. Dit blijkt uit een telling die gemaakt is aan de hand van het Nederland’s Adelsboek (jaargang 75-88) en De Nederlandse adel, besluiten en wapenbeschrijvingen (1989). Daarnaast is getracht zoveel mogelijk aanvullende gegevens te verzamelen.1

De Nederlandse adel in zijn totaliteit telt meer geslachten. Dit komt doordat adellijke families die bijvoorbeeld in het buitenland voorkomen toch tot de adel van het Koninkrijk gerekend worden, zelfs indien zij een andere nationaliteit hebben verworven.2 Van zeker zestig geslachten die wel in Nederland vertegenwoordigd zijn, woont een substantieel deel blijvend in het buitenland. Naar schatting beloopt het aantal buitenlandse leden dat tot de Nederlandse adel behoort tegen de duizend personen; dat is goed 10 percent van het totaal.3

Adellijke rangen

Van de Nederlandse adel wordt de grootste groep gevormd door families die geen titel hebben. Zij voeren alleen het predikaat jonkheer (jonkvrouw). Van een aantal families met een predikaat heeft steeds één afstammeling door het recht van eerstgeboorte wel een titel. Meestal gaat het hier om de ‘chef de famille’ die op deze manier een soort persoonlijke titel voert. Van Rijckevorsel van Kessel / Van Rijckevorsel heeft twee afstammelingen die dit recht hebben; Röell eveneens twee.

Er zijn zevenentwintig baronnen bij recht van eerstgeboorte, waarbij de rest van het gezin, voor zover aanwezig, een predikaat voert. Daarvan zijn er vijf geëmigreerd. Ridder bij eerstgeboorte is Van der Does de Bye (en geëmigreerd: De Stuers). Er is één familie met een predikaat, waarbij de oudste door het recht van primogenituur graaf is: Van den Bosch.

Enkele families hebben takken met ofwel een titel ofwel een predikaat, namelijk ridder-jonkheer: (Van) Rappard; baron—jonkheer: Van Coeverden en Quarles; graaf—jonkheer: Schimmelpenninck. Dit laatste geslacht is formeel een ander dan baron Schimmelpenninck van der Oije.

Maar weinig geslachten dragen de titel van ridder: Bosch van Rosenthal, Von Devivere, De van der Schueren. Bij Huyssen van Kattendijke is het oudste lid baron bij eerstgeboorte, de overigen zijn ridder. (Van) Rappard is hiervoor al genoemd.

Met uitsluitend de titel van baron zijn er negenenvijftig geslachten in ons land. Van Coeverden, eerder vermeld, heeft takken met deze titel en bij Quarles is de tak Quarles de Quarles baron. Van Hogendorp en Van Zuylen van Nijevelt zijn minimaal baron, maar door het recht van primogenituur komt er ook de titel graaf voor. Bij Van Lynden is dat eveneens het geval. Dit geslacht heeft echter nog een andere tak met de titel graaf. Zowel de titel van graaf als van baron (op allen) komt ook voor bij de families Bentinck en Van Randwijck.

Grafelijke geslachten zijn: Van Limburg Stirum, Van Rechteren Limpurg, Zu Stolberg—Stolberg (drie vroegere dynastieke families) en Festetics de Tolna, De Hochepied, De Marchant et d ’Ansembourg, Von Ranzow, Wollf Metternich. Laatstgenoemde en De Hochepied staan op uitsterven.4 De grafelijke takken bij Bentinck en Van Lynden zijn (Van) Aldenburg Bentinck — deze voormalige dynastieke tak zal niet worden voortgezet — en Van Lynden van Sandenburg. Bij Van Randwijck is de jongste tak de grafelijke tak, bij Schimmelpenninck de oudste. Zoals eerder bleek zijn er bovendien vier graven door primogenituur.

De titel of waardigheid van prins komt bij de twee vorstelijke families Van Oranje-Nassau en De Bourbon de Parme voor.

De naam van Z.K.H. prins Bernhard ontbreekt in dit overzicht. Hij is als prins Van Lippe-Biesterfeld genaturaliseerd en hem is toen geen extra Nederlandse adeldom gegeven. In een later Koninklijk Besluit werd hem de titel prins der Nederlanden toegekend (nu op basis van de wetsbepaling “de koning verleent adeldom”).5

Prins Hendrik was eerder op dezelfde manier prins der Nederlanden, hertog Van Mecklenburg, geworden.6 Bij Z.K.H. prins Claus is het vaststellen van zijn titulatuur gedeeltelijk anders gegaan. Hij wordt naar hedendaagse opvatting als prins der Nederlanden, jonkheer Van Amsberg, wel tot de Nederlandse adel gerekend.7

Voor zijn kinderen, aan wie de aanduidingen en naam eenvoudig zijn doorgegeven, is dat eveneens het geval. Zij kregen bij K.B. de namen, titels en het predikaat: prins der Nederlanden, prins Van Oranje-Nassau, jonkheer Van Amsberg.

De vier broers Z.H. prins van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven, hebben alleen Van Vollenhoven als naam. Niet de enkele kwalificatie prins, maar prins van Oranje-Nassau in zijn geheel is hier een persoonlijke titel. Gewoonlijk staan dergelijke titels achter de naam, bijvoorbeeld Arthur Wellesley, hertog van Wellington, prins van Waterloo. De titel prins der Nederlanden vormt daarop juist weer een uitzondering. Bij dit soort titels is in casu prins niet aan de geslachtsnaam verbonden, maar aan een territorium.

Het is niet gemakkelijk om een indruk van de samenstelling van de Nederlandse adel te geven anders dan aan de hand van de verschillende rangen. In een kort bestek is dat ook niet te doen. De meeste geslachten zijn aan elkaar verwant. Daarom zegt het niet veel wie er bijvoorbeeld wel tot de oude adel behoort en wie niet. Veel families met de titel van graaf of baron horen voor 1400 reeds tot de adel, maar zeker niet allemaal. En van de families met een predikaat zijn er, anders dan nogal eens wordt beweerd, meerdere oud-adellijk. Uit Van Heeckeren – ook thans nog een omvangrijk geslacht bestaande uit Van Heeckeren sec en veel nader aangeduide takken – stammen de geslachten Van Rechteren Limpurg, Van Voorst tot Voorst en Van Dorth tot Medler. Ook de geslachten Steengracht en De Jonge – te onderscheiden in De Jonge tout court, De Jonge van Campens Nieuwland, De Jonge van Ellemeet en De Jonge van Zwijnsbergen – hebben een zelfde stamvader.

Over geadelde regentenfamilies is op te merken, dat sommige reeds in de eerste helft van de 15de eeuw leden voor een magistraat leverden, zoals Van Ingen, Bicker, Hoeufft en Snoeck. Maar edellieden kunnen eveneens zitting hebben gehad in een stadsbestuur. Als zij zich echter op het pad van de handel begaven of een ambacht gingen uitoefenen, verloren zij hun adeldom. Bij De Beyer, Pauw van Wieldrecht en ook wel bij Van de Poll was de herinnering aan de oude adel mogelijk verdwenen. Zij zijn later verheven. Adelsdiploma’s kunnen in een enkel geval zeer oud zijn. De vroegste betreft een rangverhoging tot Freiherr (baron) in 1429 voor een voorouder van de familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlandberg. Deze familie was toen reeds lang van adel. In 1492 is vervolgens Reuchlin verheven. (Voorbeelden van Nederlanders die in het buitenland zijn verheven zijn Strick van Linschoten, 1634 Frankrijk, en Van Slingelandt, Freiherr, 1702 H.R. Duitse Rijk. In 1645 is Boreel in Engeland tot baronet verheven. De titel is erfelijk maar men blijft ‘commoner’).

Uitsterven

Het afgelopen decennium zijn door uitsterven de volgende geslachten verdwenen: Van Hugenpoth tot Aerdt en Van Merlen 1990; Dommer van Poldersveldt 1991; Cornets de Groot 1995; Von Bülow en Van Naerssen 1997; Lochmann van Königsfeldt en Ruijs de Beerenbrouck 1999.8 Waarschijnlijk zijn verder ook nog uitgestorven Van Teylingen – de laatste stamhouder is in 1902 geboren – en Von Steiger – op het laatst vertegenwoordigd door twee zusters, beide gehuwd, die in 1902, respectievelijk 1903 zijn geboren.9

In Nederland zullen zonder veranderingen in het adelsbeleid de komende tijd negenentwintig geslachten niet worden voortgezet, omdat zij bijvoorbeeld alleen nog in vrouwelijke lijn bestaan (onlangs is een initiatiefwetsvoorstel ingediend om het overgaan van adeldom ook via de vrouwelijke lijn mogelijk te maken). In het buitenland zullen Mazel, Von Pestel, Le Pour Trench, Speelman, Tjarda van Starkenborgh Stachouwer en Van Wolframsdorff verdwijnen.

Natuurlijk zijn er ook takken van geslachten die op het punt van uitsterven staan. Enkele hebben ter onderscheiding van andere een toenaam, wat vroeger werkelijk een functie had. Maar een dubbele naam kan ook zijn verkregen doordat bijvoorbeeld een oude naam die verloren dreigde te gaan vóór de geslachtsnaam is geplaatst. Met (Van) Aldenburg Bentinck, hiervoor al genoemd, zullen onder meer verdwijnen: Godin de Beaufort, Van Breugel Douglas, Van Humalda van Eysinga, De Geer van Jutphaas, Van Lintelo de Geer, De Craen van Haeften, Van Haersolte van den Doorn, Van Hardenbroek van de Kleine Lindt, Coertzen de Kock, Van Voërst van Lynden, Gerlacius van Swinderen, Taets van Amerongen van Renswoude, Taets van Amerongen tot Woudenberg, De Vos Steenwijk genaamd van Essen.10

20ste-eeuwse opnames in de Nederlandse adel11

Inlijving

  • Von Bose, oorspronkelijk uit Saksen; 1903.
  • Von Steiger, Zwitserland, Bern; 1904; uitgestorven.
  • Von Winning, Brandenburg; 1907.
  • Just de la Paisière, Rousillon, 1725 verheven Frankrijk;
    1909, 1910.12
  • (Kreutzwendedich) Von dem Borne, Brandenburg; 1913.
  • Van Wolframsdorff, Saksen-Weimar; 1920; in het buitenland en staat op uitsterven.
  • Von Oberndorff, Palts aan den Rijn, 1575 erkend Palts, 1790 graaf H.R. Rijk; 1936; buitenland.
  • Von Scheibler, Neder-Hessen, 1781 verheven H.R. Rijk, 1870 Freiherr Pruisen; jonkheer 1962.
  • Von Martels, Neder-Munster, 1721 verheven H.R. Rijk; 1964.
  • Festetics de Tolna, Kroatië, 1625 verheven Hongarije, 1857 graaf H.R. Rijk; 1973.
  • Von Chrismar, Boven-Zwaben, 1745 verheven H.R. Rijk; 1975.
  • Jankovich (de Jeszenice), Hongarije, 1686 bevestigd Hongarije; 1976.
  • Wladimiroff, Rusland, op Russische adelslijsten van de 19de eeuw; 1978.
  • Von Hertzberg, Pommeren; 1980.
  • Zu Stolberg-Stolberg, Saksen en Harz, graaf, uit het huis Stolberg-Stolberg; 1980.
  • Von Maltzahn, Pommeren, 1875 bevestigd Freiherr Pruisen; baron 1981.
  • Van Bunge, Pommeren, 1748 verheven H.R. Rijk; 1982, 1983, 1995.
  • Versélewel de Witt Hamer, Gulik, 1601 verheven H.R. Rijk; 1982.
  • Filz von Reiterdank, Slovenië, 1879 verheven Oostenrijk; 1984.
  • Von Ghyczy, West-Slowakije; 1986.
  • Kenessey de Kenese, West-Hongarije, 1626 bevestigd Hongarije; 1991.
  • Von Ilsemann, Nedersaksen, 1908 verheven Pruisen; 1995.
  • Von Balluseck, Pruisen, 1812 verheven Rusland; 1995.
  • De Bourbon de Parme, prins, tak van de Spaanse dynastie; hertog, van het huis Parma; prins 1996.
  • De Lange, Holland, 1752 verheven Denemarken; 1996, 1997, 1998.13
  • Von Devivere, Vlaanderen, 1792 als ridder verheven in de Oostenrijkse Nederlanden; 1999.

Leden die tot geslachten behoren die reeds in de 19de eeuw in de Nederlandse adel waren opgenomen:

Rappard, ridder 1900, 1909, 1934, jonkheer 1984; Barchmann Wuytiers (betrof wijziging) 1901; Van der Feltz, baron 1901 (Van) Aldenburg Bentinck/Bentinck, graaf 1920, 1924; Wolff-Metternich, graaf 1925; Von Heyden 1920, 1925; Van der Brugghen 1980.

Verheffing14

  • Van Dittlinger, sinds 1787 bevoegd het Zwitserse predikaat ‘von’ te voeren, 1900, uitgestorven. 
  • Van Naerssen, Dordrecht, 1900, uitgestorven.
  • Van Heurn, Den Bosch, 1900.
  • Feith, Elburg, Zwolle, 1901.
  • Van der Mieden, Alkmaar, 1902.
  • Den Beer Portugael, luitenant-generaal, minister van Oorlog, Staatsraad, 1903.
  • Ruyssenaers, secretaris-generaal Permanent Hof van Arbitrage, gevolmachtigd minister, 1904, uitgestorven.
  • Boogaert, Delft, 1905.
  • Eekhout, Kampen, Zwolle, 1905.
  • De Beyer, Nijmegen, 1906.
  • Graswinckel, Delft, 1908.
  • Greven, Zwolle, 1909.
  • Van Lidth de Jeude, Tiel, 1911.
  • Van der Muelen, Utrecht, 1913, uitgestorven.
  • De Vicq, Amsterdam, Hoorn, 1924.
  • Van Valkenburg, Haarlem, 1939.

Leden die tot geslachten behoren die reeds in de 19de eeuw in de Nederlandse adel waren opgenomen:

Wichers/van Buttingha Wichers, 1900, 1922 (vervallen), 1932, 1938; De Blocq van Scheltinga 1900; Van Suchtelen 1901, 1907, 1909, 1913; Stoop 1903, 1921, 1926, 1935; Van Benthem van den Bergh 1903; Van Lennep 1903, 1911, 1927, 1934; Gevers Leuven 1905, 1906; Van Bommel 1905, uitgestorven; Van Pabst van Bingerden, baron, bevordering in de vorm van een persoonlijke titel voor Jhr. Mr. R.W.J. van Pabst van Bingerden, commies van Staat, 1e kamerheer, 1906; Gockinga 1906; De Ranitz 1906, 1908, 1935; Op ten Noort 1907; Hooft Graafland 1909; Smits (van Oyen) 1909; Snouck Hurgronje 1911, 1912, 1921; Elias/Witsen Elias 1912, 1913, 1914, 1924, 1929, 1933; De Roy van Zuydewijn 1912, 1913; Van Ingen 1912, 1921; Rendorp 1914; Smissaert 1921 ; Quintus 1927; Van Rijckevorsel 1936; De Beaufort 1937.

Erkenning

  • Ploos van Amstel, 1922, 1926, 1950, 1954, 1978, 1985, 1988.
  • Van Lawick van Pabst, baron, 1990, 1991.
  • Van Coeverden, baron 1991, 1992; Van Coeverden voerde al het predikaat jonkheer, het betreft hier twee maal een erkenning van de titel.

Koninklijk Huis

Ingevolge een K.B. uit 1967 werden de zoons van H.K.H. prinses Margriet en Mr. Pieter van Vollenhoven voor hun persoon verheven met de titel prins van Oranje-Nassau. De kroonprins en zijn beide broers dragen Van Oranje-Nassau en prins als een van hun namen en titels, maar zij kunnen dat als een ‘naamsovergang’ via hun moeder, H.M. koningin Beatrix, hebben verkregen en niet door de verheffing. ‘Prinses Van Oranje-Nassau’ was na koningin Wilhelmina al twee maal eerder via de vrouwelijke lijn overgegaan. Dit gebeurde niet onder verwijzing naar de bepaling uit de Grondwet ‘de koning verleent adeldom’ (art. 65, later art. 74).15 De titulatuur en namen van Z.K.H. prins Claus en zijn ‘toekomende kinderen’ zijn in een en hetzelfde K.B. uit 1966 geregeld met een verwijzing naar art. 74 Gw. Het moet in het midden blijven op wie dit artikel precies betrekking heeft, maar in ieder geval is dat op Z.K.H. prins Claus. Hij is verheven tot prins der Nederlanden en ingelijfd als jonkheer Van Amsberg. Zijn schoonvader en weer diens schoonvader werden eveneens door verheffing prins der Nederlanden (zie tekst hiervoor, alsmede noot 5). De titels die zij van zichzelf hadden werden eenvoudigweg al bij hun naturalisatie vertaald en gingen op hun kinderen over. Het resultaat is vergelijkbaar met inlijving. Daarom zijn bij hen hieronder het jaar van de K.B.’s van de naturalisatie vermeld:

  • Van Mecklenburg, prins der Nederlanden, hertog -, uit het huis Mecklenburg—Schwerin; 1901 .
  • Van Lippe-Biesterfeld, prins der Nederlanden [1937], prins -, uit het huis Lippe; 1936.
  • Van Amsberg, prins der Nederlanden, jonkheer -, oorspronkelijk uit Pommeren, 1891 verlening van het recht om het predikaat (‘von’) te mogen blijven voeren, Mecklenburg-Schwerin; 1966.

Bijlage: Overzicht van 294 Nederlandse adellijke families, woonachtig in Nederland.

Ruim 290 Nederlandse adellijke geslachten (aanvulling)

Hierna volgt een reeks aanvullingen en correcties op het overzicht van de adel in het kader van het jaar 2000. Tevens zal er over de meest recente wijzigingen die op het namenbestand betrekking hebben worden bericht.

Het totale aantal adellijke families

Om tot een totaal van het aantal Nederlandse adellijke geslachten te komen, dienen ook alle Nederlandse adellijke families in het buitenland te worden meegeteld. De namen van vijftien van deze families waren al eerder gegeven (kol. 155, noot 2). De overige geslachten vindt men hoofdzakelijk in België. Hun voorouders, voor een deel uit Zuid- / ‘Belgisch’ Nederland afkomstig, kregen ten tijde van het Verenigd Koninkrijk posities in het huidige Nederland of waren hier althans woonachtig. In die tijd werden zij in de adel opgenomen. Na de onafhankelijkheid van België vestigden de genobiliteerden of hun afstammelingen zich weer definitief in het Zuiden. Het gaat daarbij om de geslachten De Maere, jonkheer (thans Belgisch baron primog.); De Maurissens, ridder primog.; Dumonceau / Du Monceau, graaf primog. (thans Belgisch graaf op allen); De Geloes, graaf. Verder staan Van den Bogaerde, Van Erp en De Pelichy op uitsterven.1 De familie Gericke, baron, is nog goed vertegenwoordigd en is door inlijving tot de Belgische adel gaan behoren.

Enkele maanden na het Eindverdrag, waarbij de scheiding van België en Nederland in 1839 definitief werd, is F. de Macar nog door koning Willem I in de adelstand verheven (baron primog.; thans Belgisch baron op allen voor zijn afstammelingen — andere takken De Macar zijn Belgisch jonkheer). F. de Macar zal zeer loyaal jegens koning Willem I zijn geweest, maar hij is helemaal als een Zuid-Nederlander aan te merken. Daarom is de familie De Macar beter tot de Zuid-Nederlandse, dus Belgische adel, te rekenen. In het zuidelijk deel van het Verenigd Koninkrijk kreeg de adel zijn adeldom immers ook vanwege koning Willem I. Bij het huidige totaal van adellijke geslachten is De Macar hierna niet begrepen.

Vervolgens moeten nog drie families genoemd worden die thans in Duitsland zijn gevestigd, namelijk die van baron Von Quadt, graaf Van Hoensbroeck en graaf De Perponcher.

Op het totaal aantal namen van Nederlandse adellijke geslachten dat nu is verkregen, moeten de namen in mindering worden gebracht van de families die in de loop van dit jaar door uitsterven zijn verdwenen. Dit is het geval bij Clifford, De Girard de Mielet van Coe­hoorn, Van Ingen, Von Pestel en Tjarda van Starkenborgh Stachouwer.

Vanaf 1814 zijn leden van 592 geslachten in de Nederlandse adel opgenomen (incl. Van Amsberg, excl. De Macar). Naar de huidige stand van zaken bestaan hier wereldwijd nog 321 families van.2 Sinds het recente overlijden van jonkheer E. van Ingen wordt zijn achternaam alleen nog door de achtergebleven echtgenote gedragen. De adellijke namen De Casembroot en Von Ghyczy worden in Nederland op een vergelijkbare manier ook alleen door twee douairières gevoerd. Strikt genomen zouden deze namen niet meer op de lijst van adellijke families in Nederland hoeven te worden vermeld.

Door het teruglopen van het aantal geslachtsnamen wordt steeds minder familiegeschiedenis levendig gehouden. Met het geringer worden van het namenbestand is overigens niet gezegd dat er daardoor steeds minder personen van adel zijn.3

De Van Hövells hadden in de persoon van hun voorouder baron Clemens Josephus (1811-1846) nog maar één stamhouder, terwijl Van Hoëvell / Hövell thans tot de omvangrijkste families van de Nederlandse adel behoort (de oudste tak Van Hoëvell bestaande uit minder dan tien personen, maakt daar slechts een bescheiden deel van uit). Dat het betrekkelijk snel gedaan kan zijn met een geslacht, wordt geïllustreerd door de genealogie Van der Hoeven, die op een gegeven moment drie broers kent met gezinnen bestaande uit bijna alleen maar dochters. (Men vergelijke van het ‘Overzicht’ met 294 families de 86 namen die van een asterisk zijn voorzien voor geslachten die niet meer dan drie stamhouders hebben). Bij de verschillende takken Sloet zijn dochterrijke gezinnen er eveneens de reden van dat de familie is geslonken. Dit beeld tekent zich in de huidige tijd ook af in de genealogie Feith.

Aanvullingen en verbeteringen

Bij het ‘Overzicht van 294 Nederlandse adellijke families’ (zie kol. 160-162) is de naam Van Voorst wel meegeteld, maar niet afgedrukt. En bij Sweerts en Van Sytzama is de ‘b’ ten teken dat de familie baron is, weggevallen. Six is baron bij eerstgeboorte. Verder gaat het om Van der Feltz en Van Tets met `tz’, respectievelijk `ts’ en Wttewaall met een dubbele ‘l’ op het eind. Bij Van Hövell vindt men voor de protestantse tak zowel Van Höevell als Van Hoëvell geschreven. Maar bij Röell staan de puntjes gewoonlijk op de `o’.4

De ruim zeventig jaar oude baron A. van Boecop berichtte de laatste van zijn naam te zijn en niet meer in Nederland te wonen. De familie Von Oberndorff (kol. 155, noot 2) is weliswaar verder in het buitenland gevestigd, maar blijkt toch op Nederland te zijn gericht en had dus op de lijst dienen te worden vermeld, aangezien een gravin Von Oberndorff met een Nederlandse diplomaat is gehuwd.

Met betrekking tot Le Grelle (kol. 155, noot 2), ten onrechte niet op de lijst opgenomen, doet zich een bijzonder geval voor. Een vrouwelijk lid van de familie (geboren nog voor de Eerste Wereldoorlog) werd door huwelijk Nederlandse. Zij is de enige en laatste van haar geslacht die tot de Nederlandse adel wordt gerekend, want Le Grelle behoort tot de Belgische adel (in engere zin). Le Grelle heeft na de onafhankelijkheid van België namelijk voor België geopteerd. De adel­dom van de familie is echter door koning Willem I als koning van het Verenigd Koninkrijk in 1823 al erkend. Daarom was voor betrokkene naturalisatie voldoende, om in Nederland officieel als jonkvrouw geregistreerd te worden.5 (Eigenlijk valt de adel van het Verenigd Koninkrijk volledig zowel onder de Belgische als de Nederlandse adel, maar gewoonlijk is er geen reden daar de aandacht op te vestigen en wordt met Nederlandse c.q. Belgische adel, die in beperkte zin bedoeld).6

In het genoemde ‘Overzicht‘ is verder de naam Van Oranje-Nassau niet ingekort tot Van Nassau, wat consequenter zou zijn geweest. De groothertogelijke familie van Luxemburg is tevens hertog van Nassau. De titel hertog wordt bij primogenituur gevoerd, de overige leden van de familie zijn prins(es) Van Nassau.

Overigens is het historische huis Nassau in 1985 uitgestorven met groothertogin Charlotte van Luxemburg, van de tak Nassau-Weilburg (-Merenberg), of anders gezegd van de oudere Walramse’ tak. Zij was gehuwd met prins Felix de Bourbon-Parma en zij zijn de grootouders van de huidige groothertog Henri. De jongere, `Ottoonse’, tak stierf in Nederland in 1962 met koningin Wilhelmina uit. Toch bestaat er in Duitsland nog één allerlaatste wettelijke descendente (via mannelijke lijn) van het geslacht Von Nassau in de persoon van gravin Cl. von Merenberg, geb. in 1941 (gehuwd met E. von Rintelen; drie zonen). Haar overgrootvader, prins Nicolaus von Nassau-Weilburg(-Meren­berg), halfbroer van groothertog Adolf van Luxemburg, was in 1868 met Natalie Puschkin gehuwd, dochter van de bekende dichter en behorend tot de lagere adel. Het betrof dus een morganatisch huwelijk. Echtgenote Natalie, geb. Puschkin kreeg nu bij haar huwelijk de titel en naam gravin Von Merenberg, over te dragen op de kinderen.

Reeds eerder was in dit tijdschrift aan de orde gesteld dat de titel `Prins van Oranje’ ook door het hoofd van de voormalige Duitse keizerlijke familie Von Hohenzollern wordt gevoerd. Dit op basis van een overeenkomst uit 1732 tussen stadhouder Willem IV en de vader van Frederik de Grote van Pruisen. Het recht op de titel was afkomstig van hun overgroot-, respectievelijk grootmoeder, prinsessen Van Oranje. Zij waren beiden dochters van stadhouder Frederik Hendrik.7

Het was eigenlijk geen algemeen gebruik om leden van het Koninklijk Huis tot de Nederlandse adel te rekenen. Maar omdat bij Z.K.H. prins Claus het predikaat ‘von’ in Von Amsberg bij Koninklijk Besluit werd veranderd in het erfelijke predikaat ‘jonkheer’ (Van Amsberg), wat een hele andere term is, kan de conclusie worden getrokken dat het in dat geval om een inlijving gaat — ook zonder adelsdiploma (zie Staatsblad 1966, 70). Dit is van belang om te begrijpen waarom Van Oranje-Nassau eveneens op het overzicht van Nederlandse adellijke geslachten voorkomt. Voor het Belgische Koninklijk Huis kan bijvoorbeeld nog steeds worden beweerd dat het los van of boven de nationale adel staat. In kol. 156, noot 7, was deze opmerking abusievelijk weggevallen (Red.).

Dat aan een adellijke naam niet een tweede naam mag worden toegevoegd, tenzij de dubbele naam reeds voorkwam ten tijde van de invoering van de burgerlijke stand, is geen bepaling van de Wet op de adeldom zoals de redactie stelt .(kol. 156, noot 5), maar volgt uit de Regels voor geslachtsnaamswijziging. De samenvoeging van twee namen tot de naam Van Lippe-Biesterfeld van Vollenhoven staat weliswaar op gespannen voet met deze Regels, maar is bij een hoger Koninklijk Besluit vastgesteld. De redactionele noot begint er overigens pas na de literatuuropgave met ‘Hier dient …’.8 (Een toetsing van de gang van zaken aan art. 1 Gw. kan wel relevant zijn).

Bij Van Nispen tot Sevenaer genaamd Ruijs de Beerenbrouck (kol. 157, noot 8) is ‘genaamd’ een onderdeel van de achternaam en dient dus gecursiveerd te worden. De afdeling Naamswijziging van het Ministerie van Justitie wilde aanvankelijk niet in een naamstoevoeging bewilligen, totdat verzoeker zelf de constructie met ‘genaamd’ voorstelde, zoals dat onder meer bekend is van Van Oldenbarneveld genaamd Witte Tullingh. Een ander voorbeeld zou Wolff gen. Metternich zijn. Bij laatstgenoemde familie is dat een oude schrijfwijze. Er waren / zijn zowel meerdere families Wolff als Metternich. De familie is daarom onverkort opgenomen in het `Overzicht’ (kol. 162).

Leden van de familie De Lange zijn gedurende de periode 1996­-1998 in de Nederlandse adel ingelijfd. Door een bevoegd ambtenaar was hun geadviseerd om eerst de inlijving aan te vragen en pas later te verzoeken een dubbele naam te mogen voeren. Dit speelde ruim voor het in werking treden van de nieuwe Regels voor geslachts­naamswijziging. De gewenste dubbele naam De Lange van Bergen lijkt echter alleen door de in 1752 in Denemarken genobiliteerde te zijn gevoerd, wat te weinig grondslag voor toekenning van een tweede naam oplevert. Anderzijds had de Deense voorouder destijds zelfs koninklijke toestemming voor de naam De Lange van Bergen verkregen. Het recente verzoek van jonkheer De Lange tot het voeren van de volle naam van zijn Deense voorouder is na een rechterlijke uitspraak bij Koninklijk Besluit van 5 augustus 2000, nr. 00.004396 ingewilligd. De redactionele noot bij De Lange is niet juist en er wordt ook een verkeerde wet in genoemd (kol. 159, noot 13). Vergelijk noot 8 van deze tekst.

Overigens is de opname van leden van de familie De Lange (van Bergen) in de Nederlandse adel niet vanzelfsprekend. Zij zijn niet in het Deense adelsboek opgenomen, ook daar het ‘Rode boekje’ geheten. Naar Deense normen behoort De Lange van Bergen / De Lange er thans niet tot de adel. De vereniging van de Deense adel `Dansk Adelsforening’, die een particuliere organisatie is, bepaalt wie er in het `Rode boekje’ komt. De Denen beschouwen hun adel als een overblijfsel uit het verleden, dat verder geen erkenning vindt in de wet. Het is misschien goed te weten dat er in Denemarken feitelijk slechts circa vijfendertig geslachten met een titel zijn, die tot de adel van dat land behoren. Een strafbepaling op het ten onrechte voeren van een titel is er niet. Voor ongetitelde adel is er geen distinctief, waaruit blijkt dat het om een adellijke naam gaat. Adel is dus nauwelijks manifest aanwezig in Denemarken. (Zie ook De Ned. Leeuw 116 (1999), kol. 316-317).

Twee andere recente opnames in de Nederlandse adel op basis van de Wet op de adeldom uit 1994 betreffen die van leden van de geslachten De Bourbon de Parme en Von Devivere. Er is aanleiding eveneens bij deze opnames kort stil te staan. Ook nu gaat het beide keren om inlijving. De nieuwe wet bepaalt dat het bij de mogelijkheid van inlijving dient te gaan om personen ‘wier geslacht behoort tot de wettelijk erkende adel van een staat …’ (artikel 2, lid 3 van genoemde wet — zie daarvoor De Ned. Leeuw 109 (1992), kol. 280).

Omdat de vier kinderen van H.K.H. prinses Irene tot de hoogste adel behoren, zijn zij zonder veel plussen en minnen in de Nederlandse adel opgenomen. Hun vader, Z.K.H. prins Carel Hugo, is als Fransman in 1979 tot Spanjaard genaturaliseerd. Maar hij behoort niet tot de Spaanse adel en komt daarom niet op de officiële lijst `Grandezas y titolos del reino’ (1998) voor. Sinds 1975 is hij hoofd der Carlisten en als zodanig pretendent-koning van Spanje. De Bourbon de Parme is een tak van het Spaanse koningshuis, dat weer van de Franse koning Lodewijk XIV afstamt, maar vormde als zodanig een zelfstandige Italiaanse dynastie van het huis Parma. Tot welke erkende nationale adel De Bourbon de Parme behoort dan wel geacht wordt te behoren, is bij de inlijving in 1996 niet verduidelijkt (verg. De Ned. Leeuw 113 (1996), kol. 331). Enkele maanden na de opname in de Nederlandse adel in 1996 verleende Z.K.H. prins Carel Hugo als hertog (-pre­tendent) van Parma zijn kinderen de titels van respectievelijk prins van Piacenza, gravin van Colorno, graaf van Bardi en markiezin van Sala. De voorouders van de prins en zijn kinderen waren onder andere met tussenpozen regerend hertog van Parma in de periode van 1748 tot 1859. De titel hertog wordt bij primogenituur gevoerd.

De familie Von Devivere heeft de Vlaming J.B. van de Vivere als voorouder. Hij is in 1792 genobiliteerd. Maar in 1795 ging zijn adeldom weer verloren, toen tijdens de Franse Revolutie de Oostenrijkse Nederlanden door de Franse Republiek werden geannexeerd. De kinderen van zijn oudste zoon werden later erkend tot de Belgische adel te behoren met de titel ridder. Zijn jongste zoon die in 1764 was geboren, emigreerde naar Duitsland. Zijn afstammelingen noemden zich Von Devivere. De takken Van de Vivere zijn inmiddels uitgestorven. Bij Von Devivere is er geen latere formele erkenning met de titel ridder geweest. Voor opname in de Nederlandse adel was dit laatste kennelijk niet van belang.

Bij meergenoemd ‘Overzicht’ is tweeëndertig keer het recht van primogenituur genoteerd. Dit had drieëndertig keer behoren te zijn, want het geslacht Melvill van Carnbee, dat het recht van baron bij eerstgeboorte heeft, is nog wel in ons land vertegenwoordigd. De gerechtigde tot de titel is echter Amerikaans staatsburger en leeft er onder de naam Melville. Hij voert de titel dus niet. Dit recht is daarmee slechts een theoretische aangelegenheid. Of Van Raders in de toekomst nog belang zal stellen in de titel baron bij eerstgeboorte zal de tijd leren. De familie is naar Nieuw Zeeland geëmigreerd en is daarom niet op het ‘Overzicht’ vermeld. In totaal kent de Nederlandse adel vierendertig titels bij eerstgeboorte (excl. Dumonceau en De Macar).9 Door het uitsterven in mannelijke lijn is te voorzien dat drie ervan zullen komen te vervallen, die bij Dibbets, Van der Heyden en De Stuers.

Zoals in het hoofdartikel naar voren is gebracht konden edelen vroeger als schepen, raad of burgemeester deel uitmaken van een stadsbestuur (kol. 157). Voorbeelden vindt men in de genealogieën van Van Boecop (een voorouder heeft het stadje Elburg aan laten leggen), Van Eck, Van Haersolte enzovoort. Van oude regentenfamilies die geadeld zijn, waren eerder reeds voorbeelden gegeven, onder meer Van Ingen en Bicker. Hun voorouders behoorden al vroeg in de 15de eeuw tot het regentenpatriciaat. Dit is kort na de opkomst van de steden. (In het algemeen gesteld — de stad Gent was rond 1350 al de tweede stad van Noord-West Europa, na Parijs). De redactie veranderde de tekst door te stellen dat het om regenten uit de eerste helft van de 15de eeuw ging. Maar dan dienen Van Kinschot (kleine adel?), schepen van Turnhout vanaf 1446, en mogelijk (Van) Sasse, raad van Utrecht in circa 1450, nog genoemd te worden10.

De families Lewe, Rengers en Sickinghe kunnen op voorouders bogen, die al vanaf respectievelijk 1352, 1353 en 1354 burgemeester van Groningen waren. Hun latere afstammelingen kwamen onder de Ommelander jonkers voor en zijn vanaf die tijd tot de adel te rekenen. De adeldom is er dus van voor de 19de eeuw. Overigens maakten leden van de familie Sickinghe nog tot in de volle 18de eeuw deel uit van de Groningse magistraat.

In 1973 is graaf Festetics de Tolna door inlijving in de Nederlandse adel opgenomen. Een voorouder had in 1857 niet in het H.R. Rijk de hogere titel van graaf verkregen, zoals per vergissing in het artikel staat (kol. 158), want het `Sacrum Imperium’ had onder Frans II van Habsburg al in 1806 opgehouden te bestaan. Het ging om een Oostenrijkse verheffing tot graaf. Verder was de laatste verheffing bij de familie Elias / Witsen Elias niet in 1933 (kol. 159), maar in 1929 (zie ‘De adelsquaestie in de familie Elias’, De Ned. Leeuw 79 (1962), kol. 123).

De afgelopen keer is door welwillende medewerking van de redactie nog juist vermeld, dat er in de Tweede Kamer een initiatief­wetsontwerp is ingediend om overerving van adeldom ook via de vrouwelijke lijn mogelijk te maken. Het Kamerstuk, getiteld ‘Noblesse oblige’, kreeg als nummer 27074.11 Naast deze vermelding had de redactie tot op het laatst mutaties verwerkt in de bijlage met adellijke namen. Maar de door haar gemaakte veranderingen in de tekst, ook in de hoofdtekst, is de inhoud niet altijd ten goede gekomen.

Een overzicht van de Nederlandse adel is niet compleet zonder aan de 9de graaf Clancarty te herinneren, die tevens markies van Heusden is. Zijn voorvader Richard Le Poer Trench, 2de graaf van Clancarty, was Brits afgevaardigde bij het Congres van Wenen. Als Engels gezant had hij in 1813 de toekomstige koning Willem I begeleid op de overtocht van Engeland naar Nederland in verband met diens aanvaarding van de soevereiniteit. Bij Clancarty’s verheffing tot markies van Heusden was hem een schenking van goederen toegezegd met een jaarlijkse opbrengst van f 10.000. Daar is het toen niet van gekomen. Arthur Wellesley, hertog van Wellington, heeft bij zijn verheffing door koning Willem I tot prins van Waterloo in de vorm van een majoraat een vergelijkbare schenking gekregen, die bovendien door de Belgische staat bij verdrag is gecontinueerd — later weliswaar in een aangepaste vorm. Het genot hiervan door de huidige hertog wordt recentelijk door een Belgische oud-senator gezamenlijk met een aantal agrariërs betwist. Zij hebben in verband hiermee een proces tegen de Belgische staat aangespannen, dat echter niet veel kans van slagen lijkt te maken. De rechterlijke uitspraak wordt in 2001 verwacht.

Jhr. T. von BÖNNINGHAUSEN

Voetnoten (hoofdartikel)

  1. Het is niet helemaal uit te sluiten dat een familie die zeer recent is uitgestorven hier toch is meegerekend. Maar het is ook mogelijk dat een telg van een Nederlandse adellijke familie die verder volledig in het buitenland is gevestigd onlangs weer in Nederland is komen wonen. Nadere aanvullingen en opmerkingen voor deze bijdrage zijn onder meer afkomstig van Mr. O. Schutte, secretaris van de Hoge Raad van Adel, waarvoor speciale dank.
  2. Bijvoorbeeld (alleen bij de hoofdnaam genoemd): D’Ablaing, Van Bylandt, Von Daehne, Le Grelle, Hettema, Iddekinge, Van Keppel, May, Melville, De Norman, Van Oberndorff, Prins en Van Raders. De Heeckeren d ’Anthès woonde niet eens in Nederland. Martini is daarentegen nog op Nederland gericht.
  3. Gedeeltelijk in het buitenland zijn onder meer (op hoofdnaam): Barnaart, De Beaufart, Van den Berch, Berg, Bowier, Van Brakell, Van Breugel, Van Citters, Dibbets, Van Eck, Van Eysinga, Falck, Van Geusau, Gevers, Goldman, Van Heeckeren, Van Heemstra, Van Heerdt, Van Hövell, De Jonge, Just, De Kock, Van Kretschmar, Van Lamsweerde, De Lannoy, Van Lawick, Van Lennep, Van Lidth, Van Limburg, Loudon, Mackay, Van der Maesen, De Marchant, De Mey, Van Mühlen, Nahuys, Van Nispen, Van Panhuys, Van Pelser, Van de Poll, Pompe, Quarles, Van Ranzow, Van Reede, Schorer, De van der Schueren, Van Schuylenburch, De Smeth, Steengracht, De Stuers, Van Sytzama, Taets, Testa, Trip, Tulleken, Versluys, De Villeneuve, Van Vredenburch, Van Wassenaer, Van Weiler, Wittert en D’Yvoy. ln België onder meer: Van Aefferden, Van Aerssen, Van Rijckevorsel, Smits, Van Voorst en Wuytiers.
  4. Om te voorkomen dat Wollf Metternich als adellijke familie in Nederland zou verdwijnen, koos een afstammeling voor de naam van zijn moeder Wollf Metternich. Dit is thans officieel zijn achternaam. Daarmee is hem van overheidswege nog niet vergund de erfelijke titel van graaf te voeren. Betrokkene is daarom een procedure tegen de Staat begonnen die thans nog loopt.
  5. Art. 65 Gw., later art. 74. Thans wordt verlening van adeldom geregeld in de Wet op de adeldom (Staatsblad 1994, 360). Als zaak van het Koninklijk Huis werd het overbodig gevonden om voor de prins een adelsdiploma op te maken [Noot van de RED; Door het ontbreken van deze formaliteit stelde men vroeger wel dat er geen adeldom was verleend. De naam Van Lippe-Biesterfeld van Vollenhoven voor mogelijke kleinkinderen van H.H. prinses Margriet en Mr. Pieter van Vollenhoven is overigens niet adellijk. Zie Staatsblad 1998, 310; 1997, 161, art. 5, lid 11; verg. Staatsblad 1997, 463, art. 3. Hier dient aangetekend te worden dat de vaststelling van de naam Van Lippe-Biesterfeld van Vollenhoven contrair is aan de bepaling uit de Wet op de adeldom dat een adellijke naam niet meer gewijzigd mag worden; Van Lippe-Biesterfeld is een adellijke naam. Het in noot 8 genoemde geval Van Nispen tot Sevenaer genaamd Ruijs de Beerenbrouck is een laat geval van naamswijziging op basis van overgangsrecht.]
  6. Tot 1918 was Mecklenburg-Schwerin een soeverein groothertogdom (en Lippe een soeverein vorstendom). Zeker in die tijd schreef men titels met een hoofdletter, pas de laatste tijd is dit veranderd. Tot 1918 was ‘Hertog van Mecklenburg’ zowel naam als titel.
  7. Voor een juist begrip is het goed te weten wat de Wet op de adeldom in art. 2, lid 1 thans zegt: verheffing in de adel bij K.B. kan uitsluitend plaatsvinden ten aanzien van leden van het Koninklijk Huis. Daarbij is vooral te denken aan de verheffing tot prins(es) der Nederlanden, prins(es) van Oranje-Nassau, voor de kroonprins Prins van Oranje etc. In de Memorie van toelichting op deze wet (1989-1990, 21485, nr. 3, p. 2) is te lezen: “sedert 1945 zijn er geen gevallen van verheffing voorgekomen, behalve ten aanzien van leden van het Koninklijk Huis”. De minister ging eraan voorbij dat er bij deze ‘verheffingen’ geen extra adelsdiploma‘s als bewijs waren opgemaakt (maar de betreffende K.B.‘s sluiten misverstanden uit). De verheffingen waar de minister op doelde zijn wel die met een persoonlijke titel voor de kinderen van prinses Margriet en Mr. Pieter van Vollenhoven en die van prins Claus als prins der Nederlanden. Zie ook hieronder voor de inlijving van laatstgenoemde als jonkheer Van Amsberg. Als prins-gemaal wordt prins Claus overigens tot het huis Oranje-Nassau gerekend. Zie Staatsblad 1901, nr. 38, 61; 1908, nr. 425; 1936, nr. 2 (p. 589); 1937, nr. 1,2, 5 (p. 481); 1965, nr. 525, 526; 1966, nr. 70, 314; 1967, nr. 1. Zie voor de Wet op het lidmaatschap van het Koninklijk Huis: Staatsblad 1985, 578. Enkele toelichtende opmerkingen vindt met in: De Ned. Leeuw 84 (1967), kol. 28; 97 (1980), kol. 99—103. Voor een genealogie van de koninklijke familie bijvoorbeeld: Nederland’s Adelsboek 88 (1999), p. LVIII.
  8. Door naamswijziging blijft de naam Ruijs de Beerenbrouck in een samenstelling behouden voor Jhr. Mr. C.C.C.M. van Nispen tot Sevenaer genaamd Ruijs de Beerenbrouck. K.B. 30 november 1999, nr. 99.005649. Verg. Staatsblad 1997, 463, art. 8. Zie ook noot 5.
  9. Voor geslachten die in de periode 1900 tot 1989 zijn uitgestorven gaat men het best te rade bij: Nederlandse adel, besluiten (1989), p. 281-294.
  10. Burmania van Humalda van Eysinga heeft nog stamhouders. Om praktische redenen noemen leden van de familie zich wel eens Van Humalda van Eysinga; voor Burmania wordt dan slechts B. geschreven. Bij geautomatiseerd verwerkte gegevens valt anders namelijk de stamnaam Van Eysinga vaak weg, omdat de naam in zijn geheel te lang is.
  11. Inclusief het jaar 1900. Indien niet anders is vermeld of is af te leiden, betreft het opnames met een predikaat (jonkheer/jonkvrouw).
  12. Meerdere K.B.’s betekent dat meerdere leden van een geslacht onafhankelijk van elkaar een verzoek tot opname in de Nederlandse adel hebben gedaan. Per K.B. kan aan één persoon of aan een aantal personen tegelijkertijd Nederlandse adeldom zijn verleend.
  13. Het geslacht De Lange kan (kon) mogelijk aanspraak maken op naamsvermeerdering tot De Lange van Bergen. Vanwege de bepalingen omtrent wijziging van een adellijke naam in de Wet op de adeldom (zie ook noot 5) lijkt het niet meer mogelijk de naam nu nog, dus na de inlijving, te wijzigen. De wet bepaalt dat bij adellijke namen wijziging van de naam nog alleen mogelijk is indien een voorouder in de periode tussen 1811 en 1838 reeds met de gevraagde dubbele naam geadministreerd werd.
  14. Veel verheffingen betroffen afstammelingen van stadsbestuurders uit de tijd van de Republiek. De steden waar de voorouders in de magistratuur zaten zijn aangegeven. Bij de andere verheffingen zijn de functies van de begunstigde vermeld.
  15. Zie voor deze Koninklijke Besluiten tot wijziging van de naam: Staatsblad 1908, 425; 1937, 5.

Voetnoten (aanvulling)

  1. De naam Van Erp is ter herinnering opgenomen in de familienaam van baron De Bonvoisin d’Erp en in die van burggraaf De Jonghe d’Ardoye d’Erp. Anders dan in Nederland mag in België een adellijke naam die uitsterft onder bepaalde voorwaarden wel met een andere achternaam worden gecombineerd (ook met een burgerlijke, waarbij er echter wel op wordt toegezien dat daardoor geen schijn van adeldom wordt verkregen). Van Erp was ooit een zeer uitgebreid geslacht, dat oorspronkelijk tot de adel van de Meierij van Den Bosch behoorde. De samenhang van de verschillende takken is echter niet altijd duidelijk. Bij D’Erp de Holt et Baerlo, zoals de familie Van Erp in België is gaan heten, zijn meer recent in de genealogie zelfs de eerste zes generaties geschrapt. Vergelijk daarvoor Nederland’s Adelsboek 39 (1941), p. 339 met 82 (1992), p. 261. De familie De Pelichy kwam met Jean Pélichy al in de 17de eeuw naar de Republiek. De naam is toegevoegd aan die van Gillès. In België heeft men daardoor de familie baron Gillès de Pélichy.
  2. In het getal van 592 geslachten zijn ook enkele verleningen van persoonlijke adeldom begrepen en eveneens enige verleningen van adeldom die uiteindelijk niet werden geëffectueerd. Dit laatste was bijvoorbeeld het geval indien iemand die in een ridderschap was benoemd — tot 1848 een staatkundig lichaam — en daardoor tot de adel zou gaan behoren, geen zitting nam. Het tempo waarin het aantal geslachten daalt, ligt in zeker opzicht overigens hoger dan in eerste instantie uit een vergelij­king van de cijfers 592 en 321 blijkt, aangezien de adel steeds is aangevuld met nieuwe geslachten. Van de 20ste-eeuwse opnames in de adel zijn maar weinig families uitgestorven.
  3. Natuurlijk kan verder de adellijke naam van de moeder als niet-adellijke naam worden doorgegeven. Door het wegvallen van de titel verwijst de naam echter minder duidelijk naar het verleden. Een tamelijk recent voorbeeld biedt een echtpaar Van Utenhove hiervan. Omdat het geslacht baron Van Utenhove op uitsterven staat, hebben de zojuist genoemde echtelieden op grond van het nieuwe naamskeuzerecht voor de naam van de vrouw, geboren baronesse Van Utenhove, gekozen. De kinderen heten naar hun moeder Van Utenhove.
  4. Röell is oorspronkelijk een familie uit Duitsland en heet er Von Roell. De naam wordt er op twee manieren uitgesproken, namelijk als ‘rul’ (verg. de auteur Heinrich Böll) en ook wel als `Ro-èll’. Dit laatste vanwege de opvatting dat de familie uit de Elzas afkomstig zou zijn. Bij Röell lijkt het alsof de naam een dubbele Umlaut heeft gekregen en misschien is dat ook wel het geval (verg. Von Höerde en Von Küenburg; met twee puntjes en een Umlaut-e). In ieder geval voerde de bekende theoloog H. Alex. Röell — hij was het die rond 1670 naar de Nederlanden kwam — geen trema op de ‘e’. Als in De Goër, Von Loë, Von Loën, Van Voërst — uitgesproken als Goor, Lo enzovoort — zou Roëll namelijk als Rool te lezen zijn. In deze samenhang kan ook op de naam De Staël worden gewezen, welbekend vanwege de Franse schrijfster `Mme de Staël’. De ‘e’ geldt hier als teken dat de klinker ervoor lang wordt uitgesproken, zoals tevens bij Von Oer (Oër), De van der Schueren en Taets. Een verklaring voor het leesteken op de ‘o’ zou nog kunnen zijn dat Dr. H.A. Röell deze letter een accent heeft willen geven: Róell. Naast dit alles dient opgemerkt te worden, dat de eerste van de familie Röell die in de Nederlandse adel werd opgenomen (1815, 1817) en later tot baron werd verheven (1819) er als Roëll staat ingeschreven. Zie W.J. d’Ablaing van Giessenburg: Nederlands Adelsboek (1887). Als Roëll is het geslacht om die reden misschien opgenomen in W. von Hueck: Adelslexikon, XI (2000), p. 482. Het gaat echter om een vergissing. Verg. het uitgegeven reisdagboek uit 1807 van voornoemde Röell’: Een minister op dienstreis (1978; bew. door A. Elias).
  5. De familie Le Grelle is door een verheffing van een voorouder sinds 1871 Belgisch graaf op allen. De begunstigde zelf was enige tijd eerder reeds Belgisch graaf, maar toen bij recht van eerstgeboorte, door homologatie van de titel Romeins graaf (op allen), waarmee hij in 1852 door Paus Pius IX was verheven. (Zie De Ned. Leeuw 108 (1991), kol. 178. Zie voor Romeinse / Pauselijke adel ook jaargang 110 (1993), kol. 75 en 111 (1994), kol. 232). Voor het Nederlands adelsrecht is het jammer, dat er niet om homologatie van de Belgische titel is verzocht. Dat in casu de titel gravin zou zijn gehomologeerd is niet zeker (afgezien van het aspect van gunstbetoon bij adelsverlening). Te denken is in dit verband aan de inlijving van Freiherr Von Scheibler in 1962 als jonkheer.
  6. Sinds ca. 1980 geschiedt opname in de Belgische adel alleen nog via de mogelijkheden van verheffing of erkenning. Inlijven gaat eventueel via erkennen. Er wordt echter een uitzondering gemaakt voor Nederlanders, waarvan de voor­ouders onder koning Willem I voor 1830, het jaar van de Belgische Revolutie, in de adel van het Verenigd Koninkrijk waren opgenomen. In dat geval gaat het voor België niet om buitenlandse adel. Men ziet dit geïllustreerd door leden van de families Van Aerssen Beijeren van Voshol, Van Hövell tot Westerflier, De Kuyper, Van Oldeneel tot Oldenzeel, Sloet van Oldruitenborgh, Van Voorst tot Voorst enzovoort. In hun naturalisatiepapieren ter verkrijging van de Belgische nationaliteit werd direct de titel (predikaat) opgenomen, die zij in Nederland hadden. Hooguit was daar nog een attest van de Hoge Raad van Adel voor nodig. Zonder veel formaliteiten voeren zij als Belg officieel de titel die onder koning Willem I aan hun voorouder was toegekend. (Jonkheer is in België geen predikaat, maar een titel. Dit is uitgemaakt in een arrest uit 1927, waarbij vooral werd vastgesteld dat de aanduiding jonkheer / écuyer tot de bepaling van iemands identiteit behoort).
  7. De Ned. Leeuw 97 (1980), kol. 100-101.
  8. Zie ook De Ned. Leeuw 109 (1992), kol. 255, 259 en 280-283. Zie (nogmaals) in verband met de Regels voor geslachtsnaamswijziging Staatsblad 1997, 463, artikel 2, lid 1 en 3. En voor de wetsartikelen in verband met het verkrijgen van een geslachtsnaam Staatsblad 1997, 161. In artikel 5, lid 11 staat de bepaling over de naam van kinderen geboren uit een huwelijk met een lid van het Koninklijk Huis. Een kwestie in verband met de Wet op de adeldom die wel vraagtekens kan oproepen, is de bepaling over adelsverheffing. Volgens artikel 2, lid 2 van voornoemde wet bestaat deze mogelijkheid alleen voor leden van het Koninklijk Huis (en ook voor ex-leden; zie de Memorie van Toelichting op deze wet, vergaderjaar 1989-1990, 21485, nr. 3, p. 3) en komen verdienstelijke burgers definitief niet meer voor verheffing in aanmerking. Tegenstanders van adellijke titels werd vroeger voorgehouden dat de titels ‘ne portent aucun préjudice á l’egalité, puisqu’ elles sont ouvertes aux lignée nouvelles’. De bepaling van de Wet op de adeldom druist thans door het exclusieve karakter ervan fundamenteel tegen het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 Grondwet in. Wat het Koninklijk Huis betreft dient te worden opgemerkt, dat het ook in de Grondwet beschreven staat. Eerder is opgemerkt op welke manier artikel 2, lid 2 feitelijk wordt gebruikt (kol. 156, noot 7). Het lijkt niet mogelijk dat een aangehuwd lid van de koninklijke familie een titel verleend krijgt, wat bijvoorbeeld zou resulteren in graaf Van Amsberg. Verg. in België de verheffing van leden van de familie baron (primog.) D ‘Udekem d’Acoz tot graaf, wat verband hield met het huwelijk van de Belgische kroonprins en H.K.H. prinses Mathilde, waardoor voornoemde prinses nu ook gravin is.
  9. De oudste zoon van Mr. Rutger Jan Schimmelpenninck, de bekende raadpensionaris ten tijde van de Bataafse Republiek, is in 1834 tot graaf bij eerstgeboorte verheven. Rutger Jan’s oudste kleinzoon verkreeg echter nadien voor zijn tak uitbreiding van de titel graaf op allen (1874). De titel bij primogenituur is daarmee voor het hele geslacht komen te vervallen.
  10. Vroeg in de 15de eeuw betekent betrekkelijk kort na het jaar 1400. In Frankrijk behoort een geslacht met een adellijke stamreeks die voor het jaar 1400 terugreikt tot de ‘noblesse immémoriale’ (d’ancienne extraction, c.q. d’extraction cheva­leresque). In Duitsland sprak men van ‘Uradel’ — thans een achterhaalde term —, die apart werd opgenomen in het Duitse adelsboek, de `Gotha’, wat extra prestigieus was. De stamreeks Van Ingen gaat terug tot een voorvader, die in 1417 schepen van Kampen was. Het is niet uitgesloten dat de familie Van Ingen van de heren van Buren afstamt; de wapens komen onder andere overeen. Ook de in het artikel genoemde familie Hoeufft had zeer vroeg adellijke allure. Beide families hadden later echter generaties met handelaren. Verg. daarentegen de genealogie Van Foreest en De Maere.
  11. Op internet te vinden onder: www.parlement.nl. Vervolgens aanklikken op ‘Tweede Kamer’ en onder die rubriek doorgaan met ‘Recente stukken’. Zie ook het commentaar hierop van de Commissie Gelijke Behandeling van 29 mei 2000. Dit staat op website: www.cgb.nl.

Oorspronkelijke publicatie: De Nederlandsche Leeuw 117 (2000) 155-162 en 577-584.