Van den Bosch e.a.

In Nederland zijn er tienduizenden personen met de achternaam Bos, van den Bosch, ten Bosch en varianten. Het woord ‘bos’ betekende oorspronkelijk struik, struikgewas, maar komt ook voor in: haarbos en een bos rozen. Sinds de taalhervorming van 1934 eindigen woorden als ‘mens’ en ‘bos’ niet meer op -ch. Aanvankelijk kende men alleen de vorm ‘de’ bos. Het onzijdige ‘het’ bos is van latere tijd. In het vroegere Hoogduits bestonden de vormen busch en bosch naast elkaar, waardoor er nadien beide hieraan ontleende familienamen voorkomen. Zo begon het bekende wereldconcern Bosch als een Zuidduiste firma. De 41e en 43e president van de Verenigde Staten verder waren, als bekend, vader en zoon Bush. Voor informatie over deze invloedrijke Amerikaanse familie verdient op internet de site van ‘List of political families’ aanbeveling.

In onze streken bestonden er ooit de middeleeuwse geslachten Van de Bosch van Milllen bij Maastricht, van den Bosch (wapen bijna als van Doerne) in Brabant en van den Bossche/ van den Bosch, een jongere tak van het geslacht van Amstel. De familie van Sasse van Ysselt was met het laatste verwant via van Sasse van den Bossche. Volgens oude, 17e eeuwse, literatuur stamt van Sasse echter zelf ook uit van Amstel, waar het geslachtswapen op duidt. De samenhang valt echter moeilijk te bewijzen. Maar het is ook nooit ontkracht. Het kasteel ten Bossche ofwel het Huis ten Bosch, waar de jongere tak van Amstel zich naar was gaan noemen, lag aan de Vecht, ten oosten van Weesp.

Tot de adel van de Verenigde Nederlanden (1813), behoren de families Bosch van Drakestein en – al weer – van den Bosch. In beide gevallen gaat het om oorspronkelijk Utrechtse families uit ca. 1700. Paul Bosch van Drakestein, geadeld in 1829, was in de Napoleontische tijd burgemeester van Utrecht. Hij gold als een efficiënt bestuurder en tevens als een succesvol ondernemer. Bosch was overigens katholiek, wat destijds spanningen gaf. Hij trouwde met Henriëtte Hoffmann, wier ouders uit Frankfurt kwamen. Zij hadden een huis aan het Janskerkhof. Daarnaast kocht Bosch in 1806 ‘kasteel’ Drakenstein (bouwheer was van Reede) en in 1811 zowel de huizen Oud- als Nieuw-Amelisweerd (bouwheren: Taets van Amerongen, respectievelijk van Utenhove).

Waarschijnlijk had menigeen moeite met zoveel uitelijk vertoon ineens. Hij wilde zijn zes zonen echter goede kansen bieden. Zo werd ook nog de heerlijkheid Reijerscop verworven, terwijl de jongste zoon in Twente huis Heeckeren kocht. Een kleinzoon, eveneens Paul geheten, werd in 1856 commissaris van de Koning in Noord-Brabant, wat hij bleef tot 1894. Hij bekleedde deze functie 38 jaar, het langste ooit in Nederland. Een monument dat aan hem – en eigenlijk aan het hele geslacht Bosch van Drakestein – herinnert, bevindt zich heel toepasselijk in ‘s-Hertogenbosch. En het bestaat vooral uit draken.

De geschiedenis van de familie van den Bosch kent een duidelijk andere ontwikkeling. Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië, Johannes van den Bosch, is bekend vanwege het Cultuurstelsel en vanwege de door hem in Drenthe opgerichte Maatschappij van Weldadigheid. Beide projecten waren bedoeld om het lot van de armen te verbeteren. Er was daarbij wel degelijk sprake van een sociaal engagement. Maar er waren ook schaduwzijden aan verbonden, door onder andere een falend toezicht en door opgelegde dwang.

Johannes van den Bosch was eerder officier met de rang van luitenant-generaal. Hij was getrouwd met de generaalsdochter Catharina de Sandol Roy. (Pruisische adelsverheffing van de Zwitser Sandoz als von Sandol, gecombineerd met de naam van zijn vrouw von Roy. Op zijn Frans: de Sandol Roy). Johannes werd in 1835 verheven en kreeg kort daarop de titel graaf bij eerstgeboorte. Zijn statige huis Boschlust aan het Haagse Bezuidenhout is door een bombardement verdwenen. De oudste tak van de familie is nog lang in Nederlands-Indië gebleven. Een interview met Jhr. Prof. Theo van den Bosch is opgenomen in: Adel in Nederland (1992, deel 19 van ‘Oranje, ons vorstenhuis’).

De staatsrechtgeleerde en politicus Melchior Kemper was een kleinzoon van Johan, uit Westfalen, die bakker werd in Amsterdam. De naam Kemper is bij onze Oosterburen heel algemeen en betekent: van de Kamp, eigenaar van een afgezet stuk grond. Samen met Anton Falck en het driemanschap van Hogendorp, van der Duijn en van Limburg Stirum speelde Melchior in 1813 een belangrijke rol bij de Nederlandse omwenteling. In 1815 is hij in de adelstand verheven. Zijn zoon Jeronimo de Bosch Kemper was eveneens hoogleraar en staatsman. Hij voegde aan zijn naam de Bosch toe. Een oom van zijn moeder, Jeronimo de Bosch, was een gevierd literator, die zich tevens zeer verdienstelijk had gemaakt als curator van de Universiteit van Leiden. Jeltje de Bosch Kemper, dochter van Jeronimo, was een bekende feministe.

Ook de volgende familie, Bosch van Rosenthal, is van oorsprong Duits. Hans (ridder en) edele von Rosenthal maakte deel uit van een Pruisische militaire eenheid die naar Nederland kwam, nadat patriotten de echtgenote van stadhouder Willem V, Wilhelmina van Pruisen, bij Goejanverwellesluis hadden aangehouden. Hij trouwde met Louise Bosch uit Culemborg. In die stad was hij later schout. Hun zoon Lodewijk werd ingelijfd als Lodewijk Bosch ridder van Rosenthal. (De titel ridder is bij de naam ‘ingesloten’, zoals bijvoorbeeld ook bij van Panthaleon baron van Eck, of van Welderen baron Rengers).

Deze inlijving gaat terug op de verlening door keizer Joseph II in 1788 van de titel ‘Edler von’ met de ridderlijke waardigheid. Het opmerkelijke hierbij is, dat er toen naar een eerdere adelsverheffing, uit 1593, voor een Rosenthal werd verwezen. Maar de in 1593 genobiliteerde Rosenthal was helemaal geen voorouder. Er zijn in 1788 twee gelijknamige geslachten met elkaar verward, wat vaker voor kwam.

Zo was bij van Raab van Canstein (Nederlandse inlijving in 1891) door de kanselarij in 1702 ten onrechte een afstamming uit de oud-adellijke familie von Canstein aangenomen. Een ander Duits-Nederlands voorbeeld vormt von Mühlen. Een telg van de adellijke familie von Mühlen had in 1754 als privé-persoon verklaard, dat Johann von Mühlen tot zijn familie zou behoren. De zoon van deze Johann, Carl von Mühlen, is in 1828 hier ingelijfd. De Nederlandse verheffing vervolgens, in dit geval geen inlijving, voor van Bevervoorden van Oldemeule in 1837 berustte eveneens op een vergissing. Men dacht toen, dat er bijna zeker sprake was van een afstamming uit de oud-adellijke familie von Beverförde. (Daarom was er aan de adelsverheffing de clausule toegevoegd van een eervollere ‘inlijving’, wanneer het definitieve bewijs wordt geleverd).

Familiewapen Bosch ridder van Rosenthal uit C. ten Houte de Lange: Repertorium Familiewapens (2001). Bij de naam ten Houte de Lange was ‘ten Houte’ oorspronkelijk ten Holt(h)e en van Holthe (zie verderop in dit artikel).

Het wapen von Rosenthal (zie afbeelding) was aanvankelijk: een schuinbalk (het dal) beladen met een leeuwtje (in de diepte). In 1788 werd het vermeerderd met twee kwartieren, voorzien van een adelaar, geïnspireerd op de keizerlijke adelaar. De leeuw werd veel groter (en houdt sindsdien in de klauw een roos?). Het schild kreeg een schildrand, terwijl er een tweede helm boven aan werd toegevoegd. In Duitsland bestaat nog de tak Ritter und Edler von Rosenthal.

Tenslotte mag de moeder van prins Claus, 1926-2002, niet onvermeld blijven, Gosta von dem Bussche-Haddenhausen, dochter van Georg en  Gabriele von dem Bussche-Ippenburg. Haar ouders komen uit twee verschillende freiherrliche (baroniale) takken von dem Bussche. De familie wordt al in de 13e eeuw genoemd, de stamreeks dateert van een eeuw later. Von dem Bussche komt uit de omgeving van Osnabrück en beschikt nog steeds over enkele kastelen.

Prins Claus’ geboortehuis Dötzingen is een fors wit gepleisterd huis uit ca. 1910 en behoort ook aan von dem Bussche toe. Het eeuwenoude familiewapen, drie ploegijzers (die vaak voor bijlen worden aangezien), doet vermoeden dat de bossen het destijds moesten ontgelden voor gecultiveerd land; voor velden. En laat ‘velden’ nu de vertaling van de naam Zorreguieta zijn. (De achternaam van Máxima’s moeder, Cerruti, betekent: krul/ haarkrul).

Van Holthe, de Loë, van Foreest e.a.

Zoals bekend was ´hout´ en ´holt´ een ander woord voor bos (hetgeen te zien is in Holland voor ´Holt-land´ en in Haarlemmerhout). Daarom thans een enkel woord over de familie van Holthe. Het is niet evident dat het daarbij om middeleeuwse adel gaat. Betrekkelijk laat verwierf de familie een havezate in Drenthe. Daarmee zou Rudolph, 1772-1832, toegang hebben tot de Drentse Ridderschap. Op voorwaarde dat hij ook aan de andere vereisten voldeed, namelijk dat zijn beide ouders van ‘goede adel’ waren en dat hij minimaal 25 jaar oud was.

Hij moest dus tot 1797 wachten, toen de Franse tijd echter al was aangebroken. De Ridderschap bestond niet meer en naar ‘noblesse de deux côtés’ werd nu niet meer gevraagd. Bij Teding van Berkhout klinkt het enigszins onwennig dat ‘Berkhout’ (naar een plaats bij Hoorn) een ander woord is voor ‘berkenbos’. C. Schmidt is auteur van het bekende standaardwerk: Om de eer van de familie. Het geslacht Teding van Berkhout, 1500-1950 (1986).

De Loë, ofwel von Loë, is oude Westfaalse adel en leidt zijn naam af van het huis Loe of Strevelsloe, destijds in Marl ten noorden van Recklinghausen gelegen. ‘Lo’ betekende bos, open plaats in het bos. Voor gegevens over het geslacht de Loë zoekt men op internet bij Wikipedia onder: Loë (Adelsgeschlecht). De familie van de(r) Loo, die in het Nederland’s Patriciaat is opgenomen, stamt via bastaardij uit von Loë. Bij het Amsterdamse magistraatsgeslacht van Loon gaat het om een volledig andere familie. Het is eigenlijk afkomstig uit het Brabantse Loon op Zand. (En ‘Loon’ is ook hier lo, bos).

Wapenschilden Van Heeckeren en Van Dorth uit C. ten Houte de Lange: Repertorium Familiewapens (2001)

Anders dan bij holt of lo hiervoor is het woord foreest – met verbasteringen als vorst, voerst, voorst – werkelijk uit onze taal verdwenen. Het was ontleend aan het latijnse ‘forestis’. De specifieke betekenis ervan was in de Middeleeuwen: een domein bestaande uit bos, akkers, veld en water, dat als jachtterrein diende. De vernoeming bij de oud-adellijke familie van Foreest zal ermee te maken hebben. Volgens het Rode Boekje gaat de stamreeks van dit geslacht zeer ver terug, tot 1212. Van Foreest vormt misschien één stam met van der Woert (gelijkenis wapen). Van de vele interessante personages die zijn te noemen, springt de vermaarde medicus Pieter van Foreest (de Hollandse Hippocrates), 1521-1597, eruit. Leden van de familie hadden zitting in het stadsbestuur van Haarlem, Alkmaar en Hoorn. Men deed aan weldadigheid (Provenhuis Paling en van Foreest, Hofje van Splinter).

Over het buitenverblijf te Heiloo schreef M. Prak een bijdrage met de subtitel ‘Nijenburg en de familie van Foreest, 1742-1922’, die is opgenomen in: Beelden van de Buitenplaats (2005). De familieportretten zijn tentoongesteld in de expositie ‘Prachtig Portret’ (2011). Bijzonder is dat de gebroeders Dirk en Arnold van Foreest (overl. 1956, resp. 1954) herhaaldelijk Nederlands schaakkampioen waren. Er is een goede site ‘Van Foreest’ op Wikipedia. Zie verder https://home.kpn.nl/vanforeest/Naaldwijk_Kastelen.htm.

Ook de stamreeks van Voorst tot Voorst klimt op tot in de 13e eeuw. Van Voorst stamt via vrouwelijke lijn uit van Heeckeren (wapen: een kruis, zie afbeelding) en is toen tevens het reeds bestaande wapen van Voorst gaan voeren, met de kepers. Van Dorth en van Rechteren stammen eveneens uit van Heeckeren -van Dorth al heel vroeg. Dat van Dorth uitgerekend al hetzelfde wapenschild voerde als van Voorst, in dezelfde kleuren, is moeilijk te verklaren. (Mulert en van Haersolte hebben overigens ook drie kepers op goud, maar die kepers zijn zwart/ sabel). Van Voorst was ooit een machtig geslacht. Ten tijde van de Republiek bleef het echter katholiek, wat een obstakel vormde om voor goede functies in aanmerking te komen.

Er werd wel nauwlettend op toegezien, adellijk te trouwen. Want in het oosten van het land en over de grens was het een vereiste om minimaal acht adellijke overgrootouders te hebben, wilde men tot bepaalde colleges of tot een stift toegang krijgen. Bij de Nederlandse adel behoort van Voorst tot de omvangrijkste families. Daarom is het verrassend dat die betrekkelijk recent op één voorvader teruggaat, namelijk op Joseph, 1767-1841, heer van Schadewijck (Didam), generaal-majoor. Aanvankelijk was hij als van Voorst tot Schadenwijck geregistreerd. Er is een zeer overzichtelijke site www.vanvoorsttotvoorst.nl.

In 1877 werden de broers Jan en Joseph van der Does de Willebois door koning Willem III uit eigen beweging geadeld. Dit op grond van hun maatschappelijke positie en hun verdiensten. Jan was president van het Gerechtshof te Den Bosch en Joseph gouverneur van Limburg. Zij waren geboren als Jan en Joseph Willebois. Hun vader Pierre (de) Willebois, eerste-geneesheer, was in 1800 getrouwd met Jonkvrouw Adriana van der Does.

De familie stamt uit de grensstreek van Henegouwen en Vlaanderen, uit de buurt onder Ronse. Daar wordt Louis Villebois, J.U.D., in 1631 vermeld. Er is goede hoop dat ooit duidelijk wordt, wie zijn ouders waren. (De ankers in het familiewapen zijn zelfs zinbeeld voor die hoop, met vertrouwen). Het spreekt voor zich, daarvoor tevens in Frankrijk te zoeken. Bij Angoulême is er een kasteel Villebois-Valette. Overigens heeft dit Villebois taalkundig niets met bois / bos te maken. Want de vroegere vorm was hier Villa Bovis, Villa Boé.

Titus von Bönninghausen

Oorspronkelijke publicatie: ‘Bos’ gerelateerde namen, in: Van Adel, Nieuwsbrief van de Nederlandse Adelsvereniging, 2011-II, p. 25-31. (inclusief verbetering, p. 11 (2012-I), zie volgende pagina)

Verbetering  Nieuwsbrief Najaar 2011, blz. 27

‘Bos’ gerelateerde namen, m.b.t. Jonkheer von Mühlen

Bij Johann ‘de’ Mühlen is door de redactie bij het nalezen ten onrechte direct het adellijke predikaat ‘von’ aan zijn naam toegevoegd. Daarmee is de opmerking in het artikel van iedere betekenis ontdaan. Om dit te verduidelijken het volgende. Het geslacht von Mühlen zu Simmersdorf / Zymjerojce (oude adel) erkende in 1754 Johann ‘de’ Mühlen (oorspronkelijk Müller, zijn oom Philipp Jakob ook ‘von Mühler’), 1702-1763, als zijnde een familielid.

Carl von Mühlen, Schleusingen (D) 1745 – Arnhem 1837.

Maar Johann ‘de’ Mühlen – door deze opmerkelijk nobilitatie nu wel ‘von’ Mühlen – kwam eigenlijk uit een ander geslacht, dat tot het patriciaat van de vrije rijksstad Frankfurt am Main behoorde. (Zijn grootvader, Hans Müller, was namens die stad – waarvan hij in 1695 burgemeester was – gevolmachtigde bij de Vrede van Rijswijk in 1697). Johann werd onder andere generaal-majoor in Staatse dienst in 1747. In 1753 kocht hij het omvangrijke ‘riddergoed’ Kauern bij Gera (Saksen), dat tot 1831 in de familie bleef. Verder heeft hij een uitvoerige autobiografie geschreven. De portretten van Johann en zijn echtgenote zijn opgenomen in de reeks Freiherrliche Häuser (zowel 1954 als 1970, B-serie).

Hun zoon Carl werd in 1828 in de Nederlandse adel ingelijfd met het predikaat Jonkheer (zie afbeelding). En één van diens kleinzoons kreeg in 1914 in het Koninkrijk Württemberg rangverhoging als Freiherr (Baron). Diens tak leeft in Duitsland voort. Literatuur: John von Mühlen Het geslacht von Mühlen vanaf de 16e eeuw (2010, in eigen beheer; 226 blz.).

Bos gerelateerde namen