Het grootste standbeeld ter wereld van Christus, als koning, staat sinds kort in de Westpoolse plaats Swiebodzin. Initiatiefnemer hiertoe is Sylwester Zawadzki. Men hoort wel eens beweren, dat het bij Poolse namen die op –ski eindigen om adel gaat. Maar dit is lang niet altijd het geval. Tot de Nederlandse adel behoorden echter wel de baronnen de Bieberstein Rogalla Zawadsky (uitgestorven in 1947). De familie is in het Nederland’s Adelsboek opgenomen onder de Bieberstein. Want lange tijd werd ten onrechte verondersteld, dat Zawadsky op grond van een vergelijkbaar wapen een jongere tak van von Bieberstein zou zijn (wapen: een hoorn – ofwel stang – van een gewei), een oorspronkelijk grafelijke familie uit Zwitserland.

Wapen baron de Bieberstein Rogalla Zawadsky met oude grafelijke kroon. Boven de kroon geen helm, maar wel een helmteken; in Polen gangbaar.

Nu is het inderdaad zo, dat veel edellieden naar het huidige Polen en het Baltische gebied trokken om er als ridder in dienst te treden van de Duitse Orde, die er een soevereine staat had (Duitse Ordensstaat). Maar alleen een vergelijkbaar wapen is te weinig om verwantschap aan te nemen, zoals in onze streken ook is gebleken bij onder andere van Tuyll van Serooskerken of Speyart van Woerden (hoewel geen ‘echte’ van Tuyll of Speyart zijn leden van deze families wel toegetreden tot de Ridderschap van Utrecht in 1640, respectievelijk van Overbetuwe in 1751).

Bij de Poolse adel (‘slachta’) ligt het bovendien allemaal nog veel gecompliceerder. Het feodale stelsel is er niet helemaal tot ontwikkeling gekomen. In 1496 werd het de adel slechts toegestaan om zich in de krijgskunde te bekwamen en om -vanuit westers perspectief een taboe- de eigen velden te bewerken. Om de positie van de armere adel toch te waarborgen, en zodoende over veel militairen te beschikken, werd door de koning een deel van zijn domein (ongecultiveerde gronden) opgedeeld en hun erfelijk toegewezen. Met het bedenken van namen voor deze percelen en de bijbehorende hoeves was men echter niet altijd even inventief, zodat er veel doublures ontstonden die geen enkel onderling verband hebben. Dit geldt zodoende eveneens voor de eraan ontleende geslachtsnamen.

Om nu tot uitdrukking te brengen dat iemand eigenaar van een goed was, werd er in het Pools de uitgang –ski/ –cki gebruikt, wat als het equivalent voor het Duitse von of het Franse de kon worden opgevat. Maar waar in andere landen de adel 1-3% van de bevolking uitmaakte, was dit in het 17-18e eeuwse Polen bijna 10%. Bovendien gingen ook anderen ter verfraaiïng het suffix –ski aan hun naam toevoegen, zelfs als het niet om een plaats of bezit kón gaan, zodat dit gebruik tamelijk algemeen voorkwam. Bij de Poolse adel zijn er overigens ook bekende hiervan afwijkende namen, als van de prinsen Radziwill of Sapieha. Maar die zijn oorspronkelijk Litouws. De moeder van Mathilde van België, ofwel Mathilde d’Udekem d’Acoz, is de in 1946 in Polen geboren gravin Anne Komorowska (-ska vrouwelijk en voor onzijdig verder –skie) en Mathilde´s grootmoeder behoort tot het huis Sapieha-Kodenski.

De schildjes van de acht overgrootouders van prinses Mathilde van België
De schildjes van de acht overgrootouders van prinses Mathilde van België

Burcht, Huis, Steen

Na deze algemene opmerkingen met betrekking tot Polen, is het de moeite waard om eens te bekijken waar een aantal namen van de Nederlandse (oude) adel naar verwijst. Bij van Rechteren of van Hardenbroek bijvoorbeeld gaat het om nog bestaande gelijknamige kastelen. Vaker komt het echter voor, dat het onbekend is waar het ‘weerbare huis’ van de vroegst bekende voorouder stond. Van Limburg Stirum kan daarentegen op twee burchten wijzen, die voor de naamgeving beide van toepassing zijn: Limbourg sûr Vesdre (naast Luik) en het latere bezit Hohenlimburg an der Lenne (onder Dortmund). Bij van Wijnbergen gaat het om een verbastering van de Wimborch, die in het huidige Doetinchem lag. Ook bij de naam von Hertzberg is het naamdeel ‘borg/ burg’ afgezwakt tot ‘berg’. Het stamhuis van deze familie bevond zich in het huidige Poolse Okonek.

In het geval van thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg gaat het om het nog bestaande Schloss Schwarzenberg te Scheinfeld en de bekende ruïne Hohenlandsberg in het Steigerwald, vroeger Landsburg geheten, nabij Uffenheim (beide ten zuid-oosten van Würzburg). Dan is vervolgens von Inn- und Kniphausen in Nederland weliswaar uigestorven, maar niet in Duitsland. Het kasteel Kniphausen is in het huidige Wilhelmshaven komen te liggen, waartoe ook Innhausen is gaan behoren (boven Oldenburg en Bremen). Twee broers van Grotenhuis vervolgens kregen in 1653 een Weens adelsdiploma. Hun familienaam is waarschijnlijk terug te voeren op een ‘erf’ met een groot huis in Twente. Er is beslist geen relatie met de vroegere havezate Grootenhuijs noordelijk van Borne.

Bij Sirtema van Grovestins verwijst de stamnaam naar de voormalige grote, forse, ‘stins’ (steenhuis) onder Leeuwarden. Problematisch wordt het bij de oorspronkelijk patricische familie van Beresteyn. Een gelijknamig huis is niet te vinden, dat in verband kan worden gebracht met deze Amsterdamse familie. (Beer afgeleid van de voornaam Gijsbert, Bert)? Voor koningin Juliana, 1909-2004, ligt de zaak als hertogin van Mecklenburg eenvoudig. Zij was de laatste Nederlandse vorstin van werkelijk hoge adel. Haar vader was prins Hendrik van Mecklenburg, 1876-1934, zoon van groothertog Frederik en prinses Marie zu Schwarzburg. De grootouders van prins Hendrik waren veelzeggend genoeg: Mecklenburg-Pruisen (lees: Brandenburg) en Schwarzburg-Schönburg. Dus bij hen steeds een verwijzing naar een burcht.

Poolse wapens

Een ander kenmerk van de Poolse adel is dat er geen geslachtswapens zijn, althans niet in eigenlijke zin. Want voordat er vroeger een militaire veldslag werd geleverd, namen Poolse ridders eenzelfde wapen aan (‘herb’), zodat er uit deze wapenemblemen geen onderlinge bloedverwantschap valt af te leiden. Om die reden zijn er in Polen maar iets meer dan 200 van dergelijke wapens, die echter wel vererfden (vandaar het woord ‘herb’). Dit gaat via een man, maar via een vrouw was ook toegestaan. Ieder Pools wapen draagt een eigen naam. Zij zijn op alfabetische volgorde op internet afgebeeld te vinden onder: ‘Herby szlachty polskiej (galeria)’. Ook het wapen Rogala, met de hertenhoorn en de runderhoorn, staat er tussen. (Rogal betekent runderhoorn; functioneerde als een blaashoorn. Zie er tevens de blazoenen Biberstein en Zawadzki).

Voor een betere identificatie bleek het overigens praktisch te zijn om de naam van het specifieke wapen samen te voegen met de familienaam. Aldus ontstond het gebruik om dit soort dubbele namen te voeren -en daarom ook Rogalla Zawadsky. Het werd bovendien de duidelijkste manier van noteren. Van eerder vermelde gravin Anne d’Udekem, geb. Komorowska, zijn op die manier bijvoorbeeld de grootouders: Komorowski (wapen ‘Korczak’), Saborowski (w ‘Grzymala’); Sapieha (w ‘Lis’), Sobanski (w ‘Junosza’).

Andere families

Zawadsky kwam als Pruisisch officier naar de Nederlanden. Andere families uit het oorspronkelijke Polen, of het aangrenzende Pommeren, Pruisen of Silezië zijn (met jaar van Nederlandse nobilitatie): van Kretschmar 1826, van Knobelsdorff 1837, von Winning 1907, von dem Borne 1913, van Amsberg 1966, von Hertzberg 1980, von Maltzahn 1981, van Bunge 1982, von Balluseck, 1995. Verder uit Estland: Berg 1825 en uit Finland: Creutz 1867.

Voor Zawadsky was bij de opname in de Nederlandse adel te gemakkelijk een afstamming uit de graven von Bieberstein aangenomen. Een titel kwam dit geslacht in feite niet toe. Bij van Knobelsdorff is de mooie oude stamreeks wel betrouwbaar. Maar het is onjuist dat de eigen tak van de familie in 1837 al een eeuw de titel baron voerde, zoals het Rode Boekje (1997) wil doen geloven. Anders zou van Knobelsdorff in Duitsland bijvoorbeeld ook officieel Freiherr/ Baron zijn, wat niet het geval is. Ook hier ontbreekt een grondslag voor de titel baron.

Keren we tenslotte terug naar Swiebodzin, in het Duits Schwiebus geheten. In 1855 kocht graaf zur Lippe-Biesterfeld er in de regio huis Neudorf (bij Bentschen). Diens kleinzoon werd in 1905 prins en trouwde in 1909 met Armgard von Cramm, van het 10 km zuidelijker gelegen huis Reckenwalde (bij Kramzig). Zij is de moeder van prins Bernhard, 1911-2004. Armgard’s vader, Aschwin, 1846-1909, was ‘ad personam’ 20 jaar baron, van 1881-1901, en hij had uitsluitend in die jaren het recht een dubbele naam te voeren: von Sierstorpff-Cramm (samen met zijn vrouw. Dit recht ging alleen op de oudste, reeds in 1907 overleden, dochter over). Alhoewel de familie dus zeer beperkt in het genot was van de titel en naam baron(es) von Sierstorpff-Cramm, bediende ook Armgard zich consequent hiervan. Zelfs de Rijksvoorlichtingsdienst beweert op de site van het Koninklijk Huis in 2011 nog steeds, dat de moeder van prins Bernhard geboren is als barones von Sierstorpff-Cramm. Terwijl deze rijksdienst notabene sinds jaren alle relevante details kent.

Titus von Bönninghausen

Oorspronkelijke publicatie: De Bieberstein Rogalla Zawadsky, in: Van Adel, Nieuwsbrief van de Nederlandse Adelsvereniging, 2011-I, p. 21-24.

De Bieberstein, Rogalla en Zawadsky