Bij het Amsterdamse Rijksmuseum is er een tentoonstelling gaande, gewijd aan Clara (1738 -1758), de Indische neushoorn die in de 18e eeuw een bezienswaardigheid werd. Als kalf van een maand oud was het in de geboortestreek geschonken aan de VOC-directeur van Bengalen, Jan Albert Sichterman (1692 – 1764). Hij woonde met zijn gezin op een buitenplaats waar Clara als huisdier werd gehouden. Het was tam en liep er door de woonkamer. Maar toen het groter werd ontstonden er toch problemen, omdat meubels en huisraad werden beschadigd. Daarom werd Clara overgedaan aan een Nederlandse schipper en VOC- kapitein Douwe Mout (1705 – 1775). Met hem maakte Clara de lange bootreis naar Europa. Haar baas Mout had het gedurfde plan opgevat om Clara als exotisch dier aan betalend publiek te tonen. In 1741 kwam hij met zijn neushoorn in Amsterdam aan en kreeg Clara een wei ten noorden van de stad voor zich (Wilmkebreekpolder). Het robuuste, bonkige, dier met de grote hoorn zou een sensatie worden. Ook wetenschappers grepen de gelegenheid aan om naar de geshowde neushoorn te kijken. Douwe Mout trok door een groot deel van Europa met Clara. Voor het transport was een stevige kar gemaakt die door veel paarden werd getrokken. Het aantal kon bij slechte wegen tot wel twintig paarden oplopen.

Familiewapen Mout van der Meer uit het adelsdiploma (1747; Oostenrijks Staatsarchief)

Adelsdiploma

Vanzelfsprekend wilden vorstelijke personen eveneens de neushoorn zien. In Wenen waren keizerin Maria Theresia en haar man sterk onder de indruk. Het had zelfs tot resultaat dat de eigenaar werd geadeld en een dubbele naam kreeg als Mout von der Meer. Daarbij gaat het echter niet om riddermatige adeldom, zodat het diploma geen toegang tot een ridderschap gaf. De erfelijke adelsverlening voor David (variant van Douwe) Mout werd in dit blad reeds vermeld op het overzicht van “Adelsdiploma’s voor ‘Nederlanders’ bij het Oostenrijkse Staatsarchief” (Nieuwsbrief, 2022-II, p. 24). Douwe had een dochter en een in 1734 geboren zoon Jacob Mout van der Meer over wie er weinig nadere gegevens bekend zijn. Het lag in de rede dat Douwe voor een neushoorn als wapendier zou kiezen bij zijn diploma. Alleen was dat in de praktijk onhandig, juist omdat het symbool door buitenstaanders niet werd herkend. Voor zijn nobilitatie gold bovendien een heel ander motief. De gunst werd volgens het diploma namelijk aan Mout verleend, omdat hij als zeekapitein een aantal keren de wereld rond was geweest. Zijn wapen dat officieel uiteindelijk werd vastgesteld, is nogal overdadig. Alleen de dromedaris -heraldisch een “kameel”- bijvoorbeeld zou al hebben volstaan. De menselijke figuren lijken te verwijzen naar natuurvolkeren die Douwe had ontmoet. De zee duidt op zijn beroep als schipper en heeft tevens betrekking op de toenaam “van der Meer”. Bij een nadere beschouwing kan de verklaring ook zijn: een kameel als schip van de woestijn, een jager door wie de moeder van neushoorn Clara werd gedood, een witte wildeman met oerkracht voorzien van rood-blauwe kleuren. Dit laatste lijkt met zelfspot op Mout zelf te slaan als bedwinger van Clara. De sterke neushoorn heeft geen natuurlijke vijanden anders dan de mens. De geharnaste arm met zwaard bovenaan het familiewapen tenslotte hangt samen met de uitdossing van de entertainer. Mout droeg in de zeventien jaar dat hij het exotische dier toonde wel eens een zwaard (en als kapitein een mes). 

Het is zeker verrassend dat Douwe Mout werd geadeld. Deze eer viel eerdergenoemde Jan Sichterman niet ten deel. Na zijn carrière in Nederlands-Indië keerde hij naar het vaderland terug. In zijn geboortestad Groningen liet hij in 1743 het monumentale huis Sichterman bouwen. Jan Sichterman had een extravagante levensstijl. Hij was zeer vermogend geworden in de Oost. Maar dit kwam ook, omdat hij er zich had verrijkt. Voor adeldom is dat geen aanbeveling. (Het Groninger Museum organiseerde in 2014 een tentoonstelling over hem, veelzeggend getiteld “De koning van Groningen”). 

Van Bunge

Een jaar na de nobilitatie voor Mout van der Meer volgde in 1748 de adelsverheffing door de Rooms-Duitse keizer van de uit Pommeren afkomstige militair Samuel Bunge (+ 1802) onder verlening van het adelspredicaat “von”. Bijna anderhalve eeuw later werden diens afstammelingen Van Bunge in de Nederlandse adel opgenomen (in 1982, 1983 en 1995). Samuel had heldenmoed betoond tijdens het beleg van Bergen op Zoom in 1747. De militaire gouverneur, Willem van Hessen-Philippsthal (1692 – 1761), was in een benarde positie gekomen toen de stad door de vijand ingesloten raakte. Onder aanvoering van infanterie-kapitein Samuel (van) Bunge werd er van buitenaf -onder verlies van slachtoffers- toch een tijdelijke doorgang geforceerd, waardoor de gouverneur het vege lijf kon redden. Samuel van Bunge vestigde zich in Nederland. (Gememoreerd in de Bergen op Zoomsche Courant, jg. 45 van 2 maart 1900).

De naam Bunge zonder voorvoegsel klinkt bekend door de multinational Bunge Limited. Dit megaconcern heeft een notering op de Beurs van New York. De grondlegger ervan is Johann Bunge (Remscheid 1781 – Amsterdam 1865), handelaar in koloniale waren. Een kleinzoon liet in 1911 te Aerdenhout huis Kareol bouwen dat in Nederland het grootste huis voor een particulier was uit de 20e eeuw. De oorspronkelijke Westfaalse familie Bunge is een andere dan de genobiliteerde familie Van Bunge. Bij adel draait het lang niet altijd om rijkdom, zoals hiervoor reeds bij Mout van der Meer bleek. Een gangbare opvatting uit het ancien regime -dus uit de tijd van Samuel- wil dat het bij echte adel gaat om militaire adel. 

Oorspronkelijke publicatie: De edele Mout en Neushoorn Clara, in: Van Adel, Nieuwsbrief van de Nederlandse Adelsvereniging, Nieuwsbrief 16 (2022-II) 23-24.

De edele Mout en Neushoorn Clara