Aankondiging

Veel Nederlandse adelsverheffingen blijken ten goede te zijn gekomen aan afstammelingen van vroegere regentenfamilies. Bij een aanzienlijk daarvan gaat het om Amsterdamse geslachten, waarvan er thans nog ruim twintig voortbloeien. Maar een andere Hollandse stad doet het in dit opzicht ook goed, te weten Delft. Aan nazaten van deze Delftse magistraatsgeslachten is om een korte bijdrage gevraagd voor de Nieuwsbrief. Die zullen in de herfstaflevering verschijnen.

Het gaat om de volgende families (het jaar van verheffing is erbij vermeld):

  • Van Heemskerck van Beest (Jhr. 1815); van Beresteyn (Jhr. 1825)
  • Teding van Berkhout (Jhr. 1815, 1833); van Adrichem Boogaert (Jhr. 1906)
  • Van der Goes, van Naters (Jhr. 1814, 1884, 1914); Graswinckel (Jhr. 1908)
  • Van der Meer de Walcheren (Jhr. 1890); van Vredenburch (Jhr. 1816)

Deze families zijn niet noodzakelijk Delfts van oorsprong. De naam Van der Goes wijst bijvoorbeeld op een herkomst uit Goes, Zeeland. Wel vervulden de voorouders gedurende langere tijd een prominente rol in de stad Delft, als lid van de magistratuur. Zij waren er herhaaldelijk ‘veertigraad’, schepen of burgemeester. Daar is de adelsverheffing later het gemakkelijkste door te verklaren. Bij Teding van Berkhout waren de allereerste generaties echter burgemeester van Hoorn. En leden van de geslachten Van der Meer of Van Vredenburch treft men eveneens aan in de vroedschap van respectievelijk Leiden, of die van Rotterdam.

Een volgende familie die genoemd moet worden, is Van Kinschot. Van origine is het een zeer aanzienlijk geslacht uit Turnhout, dat op den duur als adellijk werd beschouwd. Op grond daarvan zijn de kinderen van Gaspar van Kinschot in 1848 ‘ingelijfd’ in de Nederlandse adel. Nadat een voorouder ten tijde van de Republiek eerst onder andere burgemeester was van ‘s-Gravenhage (1623-1629), werd diens zoon pensionaris van Delft en weer diens zoon onder andere burgemeester (1723) en hoofdofficier van laatstgenoemde stad.

Alhoewel de naam Van ’s Gravesande (Storm van ’s Gravesande) ook onder de schepenen van de stad Delft voorkomt, heeft deze regentenfamilie duidelijk meer betekenis voor ‘s-Hertogenbosch. Daarom zal er later niet op dit geslacht worden teruggekomen. Overigens behoorde de natuurkundige Willem van ’s Gravesande (1688-1742) ertoe.

Tenslotte gaat het bij de Delftse magistraatsgeslachten die inmiddels zijn uitgestorven om: Van der Burch van Spieringshoek (Jhr. 1816), Van der Dussen (Jhr. 1814) en Van der Lely van Oudewater (Jhr. 1816). Daarover volgt thans een korte toelichting.

Van der Lely, Van der Dussen, Van der Burch

De Delftenaar mr. Willem van der Lelij (1698-1772) was een bekend genealoog en heraldicus. De stad kan zich gelukkig prijzen met iemand die zoveel gegevens heeft verzameld. Een later familielid van hem (Van der Lely) nam als zekerheid aan, dat de geslachtsnaam ooit Van Oudewater was. Maar daar is nooit iets van gebleken. Daarom kan worden gesteld, dat de naam van jonkheer Van der Lely van Oudewater op fantasie berust.

Er was sprake van een cultuur, om een voorname afstamming te pretenderen. Zo is het eveneens onterecht, om Van Beest als een tak van het geslacht Van Heemskerck aan te merken. De naam werd ook omgekeerd gevoerd, of alleen als Van Heemskerck. De vice-admiraal en kaper Jacob van Heemskerck (1567-1607) behoort tot dit geslacht. (Verder moet een belangrijk drieluik worden genoemd, namelijk van de H. Maagd en het Kind met op de beide zijluiken de opdrachtgevers Dirck van Beest van Heemskerck en zijn vrouw Geertruid van Diemen met hun gezin. Zij zijn directe voorouders van de geadelde familie. Zie Medieval Memoria online, triptiek door de Meester van Delft, circa 1510-1520; museum te Aken. En verder ‘Meester van Delft’).

Was er in beide voorgaande gevallen (Van der Lely, Van Beest) misschien sprake van lichtgelovigheid wat de afstamming aangaat, bij het geslacht Van der Dussen is er meer aan de hand. Die familie heette eigenlijk Bruijn(s) of Bruijnen. Die naam werd echter vervangen voor de geslachtsnaam Van der Dussen, nadat de gelijknamige adellijke familie eerder in de 16e eeuw was uitgestorven. Ook is het oude wapen overgenomen. Het geslacht werd protestant. Maar wat de verwarring nog groter maakt, is dat er daarnaast ook andere, katholieke, Van der Dussens zijn met destijds een tak in Delft.

Laatstgenoemd geslacht bestaat in België nog steeds onder de naam Van der Dussen de Kestergat. Onder koning Willem I is daarvan de adel in 1823 erkend. Terecht was er bij de protestantse Van der Dussens twijfel en zijn die door ‘verheffing’ van adel geworden in 1824. Echter wel met een clausule alsnog te worden ‘erkend’, mocht er overtuigend bewijs zijn van oude adeldom. De katholieke tak in Delft, die zeer vermogend was, heeft destijds de katholieke zaak financieel krachtig ondersteund. Daartoe behoorde Michiel van der Dussen. Hij liet in 1640 een groot, sfeervol, gezinsportret schilderen door Hendrick van Vliet (Museum Het Prinsenhof, Delft).

In 1988 is de stamboom Van der Burch opnieuw uitgezocht. De belangrijkste informatie staat in het rode boekje. De uitvoerige publicatie is helaas niet overal beschikbaar. (En online alleen voor leden van ‘Ons Voorgeslacht’ via www.hogenda.nl).

Delft in vergelijking met Leiden

Dat er in verhouding veel Delftse regentengeslachten tot de adel zijn gaan behoren, is niet gemakkelijk te verklaren. De stad moet welvarend zijn geweest. Het patriciaat van bijvoorbeeld Leiden was in 1800 reeds uitgestorven. Alleen is in dit verband aan de familie Van Leyden te denken, dat meerdere stadsbestuurders heeft geleverd. De kinderloze mr. dr. Frédéric van Leyden van Westbarendrecht (1768-1821) werd in 1814 benoemd in de Hollandse ridderschap. (Alhoewel zijn grootvader in 1732 door de keizer tot graaf was verheven, is het er niet meer van gekomen dat Frédéric ook Nederlands graaf werd. Sinds 1814 was hij hier jonkheer).

Zijn voorvader Diederic van Leyden was in 1654 met Alida Paets getrouwd, uit een zeer oud Leids regentengeslacht (Paets of Paedts). Haar ouders waren bijzonder welgesteld. Veelzeggend is het echter dat Alida’s ouders in 1669 door een epidemie zijn overleden. Deze epidemie, die ter plaatse duizenden slachtoffers maakte, was het gevolg van verontreinigd drinkwater en vervolgens van het ongezonde bier, dat ervan werd gebrouwen. In vergelijking tot andere steden stond Delft daarentegen bekend om de goede kwaliteit van het water. Dit water werd speciaal ingelaten uit wat nu het Delftse Hout heet.

De stad telde enorm veel brouwerijen. Dit bier werd massaal geëxporteerd naar onder andere de Zeeuwse eilanden. Het diende ook voor de soldaten en de bemanning van de zeemacht en de VOC. (De stad had een eigen ‘Kamer’ van de VOC). Voor het transport was Delfshaven belangrijk, dat toen bij Delft hoorde. Terzijde kan worden opgemerkt, dat er enkele welgestelde brouwers van katholieken huize waren. Als voorbeeld kan Van Berckel worden genoemd. Voor leden van dit geslacht was er door het geloof geen plaats in de Delftse vroedschap. Wel waren de opeenvolgende generaties er regent van de R.K. Godshuizen.

Delftse Biografïeën

Op internet is er een uitermate informatieve en verzorgde site over Delftse persoonlijkheden. Het is een bijzonder project, dat onder leiding staat van de heren H.K. Nagtegaal en H.J. Morien. In dat verband is er een welgemeend verzoek aan U als lezer, om informatie te verstrekken over Delftse portretschilderijen. Zijn er bijvoorbeeld portretten bekend van leden van de families Van der Dussen, of Van Bleyswijck? Het emailadres voor een reactie is h.k.nagtegaal@gmail.com.

Maria Duyst van Voorhout

Maria Duyst van Voorhout, vrouwe van Renswoude, (1662-1754) behoorde tot een Delfts geslacht. Zij was een dochter van Hendrik Duyst van Voorhout en Cornelia Doublet. In haar tijd was Maria de rijkste vrouw van de Republiek. Zij was twee keer getrouwd geweest, maar die huwelijken bleven kinderloos. Haar vermogen bracht zij gedeeltelijk onder in drie stichtingen ten behoeve van het onderwijs van wezen: de Fundaties van de vrijvrouwe van Renswoude, in respectievelijk Delft, ‘s-Gravenhage en Utrecht. Bekend is vooral het gebouw van de Utrechtse Fundatie van Renswoude, naast het Centraal Museum. (‘vrij’ in vrijvrouwe wil zeggen, dat Maria zeggenschap had over een hoge heerlijkheid).

Maria Duyst van Voorhout (1662 – 1754)

De afbeelding van Maria Duyst van Voorhout bij dit artikel is van een kopieschilderij naar het origineel door Van Heusden. Op de lijst zijn op een tamelijk grove manier de wapenschildjes van Maria’s 16 betovergrootouders aangebracht, haar ‘seize quartiers’. Maar die zijn niet allemaal juist. (De schildjes zijn misschien door leerlingen gemaakt?) Bij de bovenste helft gaat het om de familiewapens van haar acht overgrootouders. Die zijn omgezet: Duyst van Voorhout – Uytenbrouck; van der Burch – van der Graeff en Doublet – Rataller; Overrijn van Schoterbosch – van Kerckhoven. De 16 kwartieren van Maria zijn ook sierlijk verwerkt op een schoorsteenstuk van de Fundatie van Renswoude te Utrecht. Zij vormen de omlijsting van het schilderij ‘Allegorie op de Kunsten’ door Jan Quinkhard (1762).

Delftse Families, deel 2

De vorige keer was reeds aangekondigd, dat er in deze aflevering een aantal bijdragen over Delftse families zou verschijnen. De een had het snel geschreven, terwijl de ander er meer tijd voor nam. Men vindt ze hieronder gedeeltelijk gerangschikt naar volgorde van ontvangst bij de redactie. Er is een artikel over Cornets de Groot extra aan toegevoegd. Het voldoet weliswaar niet geheel aan de criteria van dit onderwerp, maar heeft wel betrekking op Delft. In de Nieuwsbrief van 2015 zullen de andere bijdragen uit deze rubriek, zoals die over Van der Goes en Graswinckel, volgen.

Onlangs verscheen heel toepasselijk door G. van Roon: Macht en gewoonte in het Delftse stadsbestuur, 1672 – 1702. Algemener van strekking is J. de Jong: Een deftig bestaan, het dagelijks leven van regenten in de 17de en 18de eeuw (1987). Op internet kan men niet om de informatieve en rijk geïllustreerde site heen van de heer H.K. Nagtegaal, zeker als het om Delft gaat https://www.nagtegaal.org/genealogieen.

Van Beresteijn (was: Van Beresteyn)

Voor wie zich met historisch onderzoek van de familie bezighoudt, is het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag een begrip. De oprichting ervan is te danken aan jonkheer mr. dr. Eltjo van Beresteyn (1876 – 1948; eigenlijk ‘Eeltjo’). Natuurlijk heeft Eltjo ook de geschiedenis van zijn eigen familie te boek gesteld, met daarbij tevens veel aandacht voor aanverwante geslachten. Aangezien de familie Van Beresteijn inmiddels op ‘uitsterven’ staat, behoudt dit naslagwerk mede om die reden toch zijn waarde.

Wapen Van Beresteyn door Goltzius, 1579

Er worden ook gebouwen in beschreven, waaronder bekende als het Hofje van Beresteijn in Haarlem, het Deutzenhofje in Amsterdam, of kasteel Maurick in Vught. Verder zijn er veel afbeeldingen van portretten in opgenomen, die onder andere door Frans Hals en Van Mierevelt zijn geschilderd. Ook wordt er op de zogenaamde ‘Kist van Beresteyn’ ingegaan. Dit is een nog bestaand fonds voor familieleden, daterend uit 1585, dat is ingesteld door Maria Duyst, weduwe van de Delftse brouwer Claes Knobbert. Hun dochter Volckera Knobbert trouwde met Paulus van Beresteyn (Haarlem 1548 – Delft 1625).

Genoemde Paulus was een zoon van de Haarlemse schepen Cornelis van Beresteyn, die op zijn beurt een zoon was van Gijsbert Beresteyn (sic) uit Amsterdam, waar laatstgenoemde onder andere schepen (1530) en raad (1532 – 1545) was. Paulus werd in Delft aanvankelijk brouwer bij zijn schoonmoeder en is nadien koopman in meekrap, wijn en specerijen. Hij maakte een enorm fortuin, dat hij voornamelijk in land investeerde en dat pacht opleverde. In het boek ‘De 250 rijksten van de Gouden Eeuw’ (2006) door K. Zandvliet staat Paulus op de 21e plaats. Hij werd tevens lid van de magistraat van Delft. Veel van zijn afstammelingen zitten er later op het regeringspluche. Paulus van Beresteyn en zijn echtgenote Volckera hebben zich herhaaldelijk laten portretteren.

Een kleinzoon van hen trouwde in 1645 met de erfgename van kasteel Maurick in Noord-Brabant (Staats-Brabant). Aldus onstond er een ‘Brabantse’ tak (waarvan afstammelingen later geadeld werden), die echter steeds in contact bleef met relaties te Delft en Den Haag. Bekend is het verhaal over de familie Gijsberti Hodenpijl, die momenteel overigens nog omvangrijk is, en die onwettig afstamt van Thomas van Beresteyn (1647 – 1708), heer van Maurick. Thomas werd als weduwnaar van Dina Tromp (1657 – 1699) vader van een kind bij zijn schoonzuster Alida Tromp. (Dina en Alida waren dochters van mr. Harpert Tromp). Door te trouwen, zou hun kind, Paulus geheten, alsnog zijn gewettigd. Maar de bepalingen van de hervormde kerk lieten een dergelijk huwelijk, tussen schoonbroer en -zuster, destijds niet toe.

Naam en wapen

Waar de naam Van Beresteijn aan is ontleend, is onbekend. In die zin is er een vergelijking te maken met een andere familie, die ook in de 19e eeuw is geadeld, Van Sypesteyn -afkomstig uit Utrecht. Een ‘steen’ of een ‘steyn’ zou op een kasteel kunnen wijzen, zoals in het Graven’steen’ in Gent. Maar daarvoor zijn er hier geen aanwijzingen gevonden. Het gaat om oorspronkelijk burgerlijke geslachten. (Overigens weerhield het jonkheer Henri van Sypesteyn er niet van, om begin 20ste eeuw in Nieuw-Loosdrecht, dat vroeger de Sype werd genoemd, een ‘middeleeuws’ kasteel Sypesteyn te bouwen. Zie hierover H. Pleij: ‘Plaatsen van Herinnering’, deel I, 2007 en tevens internet voor meer literatuur).

Wapen Van Beresteijn NA 1919
Wapen Van Beresteijn NA 1988.

Het wapen Van Beresteijn is heel karakteristiek te noemen. Dit toont: op goud een zwart everzwijn (mannetje, een ‘beer’) met een zilveren slagtand, gezeten op een blauwe steen en dat gebreideld is door een blauwe keten. Aanvankelijk had de familie nog geen wapenembleem, maar wel een zogenaamd huisteken op een schild. Dit laatste werd door een staande beer vastgehouden (de bekende Europese beer). Er bestaan mooie, oude, heraldische kwartierstaten en alliantiewapens Van Beresteijn. (Als een grote illustratie te vinden bij J. de Boo ‘Familiewapens’, 2008, p. 160). Hendrick Goltzius heeft in 1579 het wapen gegraveerd.

Daarop is duidelijk te zien, dat het afgebeelde dier een everzwijn is. Ook J. Rietstap beschrijft in zijn ‘Wapenboek’ (1883) het wapen op dit punt goed en geeft tevens een afbeelding ervan met de ever. Daarom is het opmerkelijk, dat de wapenschildjes Van Beresteijn in het rode boekje steeds verkeerd zijn. In 1919 is het wapendier er een gewone Europese beer en in 1988 is dit vervangen voor nota bene een tam varken. Terwijl de symbolische betekenis van een everzwijn juist zijn onstuimigheid is. Het Westfaalse geslacht Von der Berswordt voert ook een mannetjes zwijn, eveneens als zinspeling op de naam. Maar daar is het schild rood en het wapenfiguur, het zwijn, zilver.

De kleuren bij Van Beresteijn lagen aanvankelijk misschien nog niet vast, of zijn die nadien veranderd. In ieder geval laat het wapen bij het portret van Paulus van Beresteyn uit 1619 (door Frans Hals) nog een rood schild zien en heeft het everzwijn er een bruine (natuurlijke) kleur. Zie voor meer hierover S.A.C. Dudok van Heel en M.J. Bok: ‘Frans Halsen’ aan de muur, omgang met familieportretten in Haarlem: Voocht – Olycan – Van der Meer (2013), p. 50. Het schilderij is online te vinden onder: Paulus van Beresteyn Wikipedia.

Cornets de Groot

Vanaf de vroegste generaties behoren leden van de familie De Groot tot de vroedschap of de magistraat van Delft. Mr. Jan de Groot (1554 – 1640) was er burgemeester. Daarnaast fungeerde hij tevens als curator van de Leidse Hogeschool (zijn broer Cornelis was er hoogleraar). De zoon van Jan verwierf internationale  bekendheid door zijn baanbrekende juridische werken. Het betreft Hugo de Groot, ofwel Grotius (1583 – 1653). Hugo was echter veel meer dan alleen jurist. Hij was ook historicus, schreef theologische verhandelingen en maakte gedichten. Vondel noemde hem ‘het orakel van Delft.’ In zijn geboorteplaats staat een standbeeld van Grotius. En in Rotterdam, waar hij stadspensionaris was, eveneens. Rotterdamse geslachten als Groeninx van Zoelen, Van Zuylen van Nyevelt en de oudste tak bij Gevers hebben door huwelijk met een De Groot (of Cornets de Groot) uiteindelijk het genie Hugo als voorouder. Het geslacht Van Beresteijn (kasteel Maurick, Vught) eveneens.

Door zijn remonstrantse (tolerante) gezindheid was Hugo tegenstander van prins Maurits, die hem om deze reden liet veroordelen. Dit resulteerde in de levenslange gevangenschap op slot Loevestein. Maar zijn energieke vrouw Maria van Reigersberg bedacht, na bijna twee jaar hechtenis, de gewaagde ontsnapping met de boekenkist. Dit is beeldend beschreven in het portret over haar door Henk Nellen, dat zowel is verschenen bij ‘Vrouwenlexicon’ (online), als in ‘1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis’ (2013).

Nederlands-Indië

Afstammelingen van de regentenfamilie De Groot zijn geadeld. Deze tak is echter in 1995 uitgestorven. Daarnaast bestond er tot voor kort een tak, die zich niet in de adel heeft laten opnemen, maar evengoed van Hugo de Groot afstamde. Beide takken zijn Cornets de Groot gaan heten. Toch bestaan er nog steeds nazaten van Hugo, eveneens met de naam Cornets de Groot, die vanuit Nederlands-Indië weer naar ons land zijn gerepatrieerd. Dit is de reden, om hen in deze rubriek te belichten.

Het was gangbaar dat Europeanen in Nederlands-Indië, waar zij meestal alleen (zonder vrouw) naartoe gingen, in concubinaat leefden met een inlandse ‘njai’. Als er uit deze relatie een kind werd geboren, bestond er voor de vader de mogelijkheid om de pasgeborene aan te geven en te erkennen bij een ambtenaar, waardoor het kind juridisch een betere positie kreeg. De moeder hoefde in de verklaring slechts toe te stemmen. Zij deed daarmee echter tevens afstand van haar zoon of dochter, wat voor haar uiterst pijnlijk was. Op die manier werd een kind voor alle duidelijkheid nog niet geëcht. Aldus zijn er van zowel Hugo Frederik Cornets de Groot (Delft 1830 – Arnhem 1908), resident van de Padangse Bovenlanden, nakomelingen in ons land, als van jonkheer Willem August Cornets de Groot (Batavia 1866 – aldaar 1929).

Laatstgenoemde had een zoon Piet (1903 – 1971) bij de inlandse vrouw Komot, met wie Willem zijn hele verdere leven samen bleef. Piet trouwde in Buitenzorg met Anna Haagsma. Zij kwamen met hun zoon Rudy (Rudolf Adriaan; 1929 – 1991) en dochter Louise naar Nederland. Rudy werd auteur, essayist en leraar. In zijn boek ‘Intieme Optiek’ (1973) schrijft hij op bladzijde 100-104 over zijn afkomst. Dit is ook via internet te lezen, omdat zoon Rutger het werk van zijn vader (Rudy) online heeft gezet: www. cornetsdegroot.com, zie tevens  www.schrijversinfo.nl/cornetsdegrootra.html. Louise was met de auteur Heere Heeresma getrouwd. Enkele dochters van Rudy tenslotte hebben hun achternaam Cornets de Groot officieel aan hun kinderen doorgegeven. (Met dank voor deze gedetailleerde informatie aan dochter Saskia).

Cornets

De geslachtsnaam De Groot is volgens overlevering van voorouder Ermgaert of Ermpje (1493 – 1566) afkomstig, van een voormoeder dus. Zij was getrouwd met Cornelis Dirksz, die een telg zou zijn van het geslacht Cornets, dat weer een jongere tak vormt van het Huis des Baux, prinsen van Oranje. In de 16e eeuw werd dit reeds beweerd en later, vooral in de 18e eeuw, gold dit als waarheid. De aanleiding van deze verkeerde opvatting vormt het familiewapen De Groot, dat in de 16e eeuw uit onder meer drie hoorns en een ster bestaat. (Misschien is de hoorn als blaasinstrument ingegeven door de plaatsnaam Den Hoorn bij Delft).

Wapen van Hugo de Groot

En een ander woord voor hoorn is cornet. De adellijke familie Van Karnebeek (oorspronkelijk Kernebeke) voert twee hoorns in het geslachtswapen en de graven Cornet de Ways-Ruart in België heeft er drie. (De grootmoeder van Delphine Boël, naar veler mening een natuurlijke dochter van koning Albert II, heeft als grootmoeder maternel gravin Pauline Cornet). Ook het wapen van het prinsdom Oranje bevat drie hoorns, zoals bijvoorbeeld de koninklijke ‘standaard’ laat zien op paleis Huis ten Bosch. Dit prinsdom was heel vroeger, nog voor De Châlon en Van Nassau, eigendom van het Huis des Baux. En dit laatste Huis had inderdaad een ster als wapenembleem.

Vervolgens vraagt men zich af, hoe de ster dan op het zegel van De Groot terecht is gekomen. Dit is er eenvoudig ingeslopen, omdat leden van de familie zich onderling wilden onderscheiden. Aan het wapen was door iemand een kleine ster toegevoegd, dat als een persoonlijk teken was bedoeld, wat nadien echter anders werd opgevat. Hugo de Groot liet overigens de hoorns en de ster ook achterwege, hij varieerde nog met zijn wapen.Maar latere generaties waren ervan overtuigd, in rechte lijn van Cornets af te stammen. Bij oudere delen van het rode boekje staat Cornets de Groot daarom, vanwege de stamnaam, onder de letter C en pas meer recent onder de G.

In de onlangs verschenen prachteditie ‘Wapenregister van de Nederlandse adel’ doet zich overigens een vergelijkbare aberratie voor. Terwijl daarin uitdrukkelijk wordt verklaard op stamnaam te indiceren, staat Van Oranje-Nassau van Amsberg er foutief onder de letter O in plaats van de A, waarmee  Van Amsberg begint. Kennelijk vertroebelt Oranje ook hier de zin voor waarheid, zelfs nu nog.

Een beknopt artikel over Grotius is ‘Mr. Hugo de Groot, stadspensionaris en internationaal bekend rechtsgeleerde’, in G. Kok en F. Arnbak-d’Aulnis de Bourouill: Rotterdamse juristen uit vijf eeuwen (2009, gedeeltelijk online). Naast het uitvoerige standaardwerk door Henk Nellen (2007) blijft lezenswaardig A. Hallema: Hugo de Groot, het Delftsche orakel (1946).

Wordt vervolgd

Titus von Bönninghausen

Oorspronkelijke publicatie: Delftse families – Aankondiging, in: Van Adel, Nieuwsbrief van de Nederlandse Adelsvereniging, 2014-I p. 32-35 en Delftse families, in: Van Adel, Nieuwsbrief van de Nederlandse Adelsvereniging, 2014-II p. 26, (inleiding), 33-35 (van Beresteijn), 38-40 (Cornets de Groot).

Delftse families