Vier eeuwen geleden brak de Dertigjarige Oorlog uit, een strijd om de hegemonie in Europa. In Bohemen (Tsjechië) voelden protestantse edelen zich in hun positie bedreigd. Want de Habsburgse keizer miskende gedeeltelijk hun privileges. Die zag het katholicisme namelijk als een geschikt bindmiddel voor het rijk. Daarom besloten enkele ‘rebellen’ tijdens een bijeenkomst op de Praagse burcht in 1618, om twee keizerlijke gouverneurs en een secretaris vanaf de tweede verdieping uit het raam te duwen.

Deze zogenaamde Defenestratie had als doel te provoceren en vormde het signaal tot de oorlog.1 In de Nederlanden was een vergelijkbare strijd reeds gaande met de Tachtigjarige Oorlog, die in 1568 was begonnen (eigenlijk in 1567). Door de protestanten werd meer vrijheid van geloof geëist. Zij werden als ketters vervolgd, of erger. Omgekeerd confisqueerden de protestanten katholieke kerken en kloosters met hun rijke bezittingen. De geloofsoorlogen eisten vooral in ‘Duitsland’ massaal slachtoffers. Gedeeltelijk vielen die door de talloze gevechten. Maar aanzienlijk veel meer mensen kwamen om door ziektes en hongersnood. De oorlog werd gaande gehouden, omdat conflicterende partijen subsidies ontvingen van zogenaamd neutrale landen, die echter een groot belang hadden bij de uitslag. De gewelddadigheden eindigden met de Vrede van Münster (1648).

Het systeem van een permanent leger, zoals wij dat kennen, bestond nog niet. Er waren tijdelijke milities op huurbasis, die steeds weer werden ontbonden. De overheden sloten daarvoor contracten af met eigenaren van compagnieën en regimenten. Het ging daarbij meestal om adellijke officieren. Zij bezaten militaire eenheden van huurlingen, die door hen werden bekostigd. Zij schoten de kosten in zekere zin voor. Deze huurlingenlegers hoefden niet steeds tot dezelfde partij te behoren, want er werd voor de opdrachtgever gevochten. Maar het spreekt voor zich, dat iemand uit eigen overtuiging of ideologie vaak toch een partij was toegedaan. Bevelhebbers die in de Nederlanden streden, deden dit geregeld ook in het H.R. Duitse Rijk. De katholieke veldheer Ambrosio Spínola bijvoorbeeld is beroemd door het beleg van Breda (1625).2 Maar hij vocht voordien bij een campagne in de Palts aan de Rijn.

Aan protestantse zijde daarentegen streed Ernst von Mansfeld eveneens in de Palts en later bij Breda. Een vermaarde veldmaarschalk uit de Dertigjarige Oorlog is Gottfried graaf zu Pappenheim (1594 – 1632). Naar hem en diens manschappen is het gezegde ‘zijn Pappenheimers kennen’ ontstaan. De veldmaarschalk werd gerespecteerd vanwege zijn moed en betrouwbaarheid. Deze eigenschappen bezorgden hem overigens wel veel schrammen en littekens. Pappenheims bijnaam was ‘Schrammenhannes’. Voor de Lage Landen speelden de prinsen van Oranje (Nassau) een cruciale rol. In Duitsland komt men een ‘Nassau’ als wachtmeestergeneraal tegen. Met hem wordt Ludwig graaf von Nassau – Dillenburg bedoeld (1594 – 1662). Aanvankelijk vocht hij aan protestantse zijde, om die in 1635 echter te verruilen voor het keizerlijke kamp. Als beloning werd hij daarom in 1652 tot ‘Fürst’ (prins) gecreëerd. Zweden was reeds aan het begin van de 17e eeuw in oorlogen verwikkeld.

Gustav Adolf van Zweden

De nieuwe koning, Gustaaf Adolf (1594 – 1632), bleek een zeer begaafde militair te zijn. Hij mengde zich ook in de Dertigjarige Oorlog en kreeg als bijnaam de Leeuw van het Noorden. De geloofsoorlogen werden als de ‘nieuwe riddertijd’ beschouwd, hetgeen niet romantisch moet worden opgevat. Naast betoonde heldenmoed en vernuft tijdens de veldslagen werd deze periode immers gekenmerkt door talloze verschrikkingen. Het zwaard was toen nog een belangrijk wapen. Want pistolen waren onbetrouwbaar. Men kon er slechts vijf tot zes meter zuiver mee schieten. Bij verdere afstanden week het schot al af. Bovendien haperden deze vuurwapens geregeld. Daarbij kwam, dat zij steeds opnieuw moesten worden geladen. Op portretten van officieren zijn de wapens meestal niet zichtbaar, tenzij de afgebeelde persoon volledig -of althans grotendeels- is weergegeven. Dit laatste was destijds aan de hoogste adel voorbehouden. Nog exclusiever was een ruiterportret. Een aantal van die voorstellingen is bij dit artikel opgenomen. Het zwaard (rapier) droeg men in een hanger, die door twee draagriemen aan de gordel was bevestigd.

Hoge bevelhebbers tijdens de Dertigjarige Oorlog -uit onze streken afkomstig, of die een band hadden met ‘Nederland’- zijn :

Gronsveld
Jost graaf van Bronckhorst – Gronsveld, 1598 – 1662.3

Geleen
Godfried graaf Huyn van Geleen, ca. 1598 – 1657, landcommandeur Duitsche Orde, van de balije Biesen te Alden Biesen (B)

Cro(o)n
Jan baron van der Croon, ca. 1600 – 1665, uit Weert.

Anholt
Johan Jacob graaf van Bronckhorst – Anholt, 1582 -1630. Uit het elite – regiment Anholt kwamen Gronsveld en Geleen voort.

Tilly
Johan t’Serclaes, graaf van Tilly, 1559 – 1632. De veldheer was onder meer eigenaar van Heeswijk bij Den Bosch.

Enkevort
Adriaan graaf van Enckevoirt, 1603 – 1663.
Zoon van Jan Lombaerts van Enckevoirt, luitenant – kolonel, die weer een zoon was van mr. Jan Lombaerts uit Oisterwijk .

Charles de Bucqoy

Bucquoy (thans Buquoy)
Charles de Longueval, graaf van Bucquoy, 1571 -1621. Hij vestigde zich op herhaald verzoek van de keizer in Bohemen. Zijn afstammelingen werden in de 20e eeuw onteigend. Incidenteel staat thans kasteel Gratzen bij Budweis (Tsjechië) weer tot hun beschikking.

Lamboy
Willem graaf de Lamboy, ca. 1590 – 1659

Merode
Jean graaf de Mérode – Waroux, 1589 – 1633

Suys
Ernst graaf (de) Suys, 1595 – 1645

Buitenlandse bevelhebbers die eerder in de Noordelijke Nederlanden waren, om er militaire ervaring of kennis op te doen :

Rantzau (uit Denemarken)
Josias von Rantzau til Bothkamp, 1609 – 1650.
Een avontuurlijk persoon. Zoals hij in de strijd her en der zijn ledematen verloor, bleef hij overal roem verwerven. Aldus een laconiek vers over hem.4

Gardie (uit Zweden)
Jakob De la Gardie, graaf van Läckö, 1583 – 1652

Torstenson
Lennart Torstenson af Forstena, graaf van Ortala, 1603 -1651

Rabenhaupt (uit Bohemen)
Carl Rabenhaupt, baron van Sucha, 1602 – 1675. Hij kreeg later bekendheid als verdediger van de stad Groningen (1672).

Erlach (uit Zwitserland)
Johann (Hans) von Erlach und zu Castelen, 1595 -1650.

Hendrik van den Bergh (1620, nog katholiek)

Knyphausen (uit Ostfriesland, D)
Dodo baron von Innhausen und Knyphausen, 1583 – 1636. Hij is stamvader van de huidige familie.

Bönninghausen
Lothar baron von Bönninghausen, 1598 – 1657. Als weduwnaar van Anna van Boetbergen tot Ingenray trouwde hij later met Sophia van Boetbergen, douairière Schellaert. Lothar werd in 1636 namens zijn echtgenote beleend met Doorwerth bij Arnhem.

Geyso
Johann baron von Geyso, 1593 – 1661

Weimar
Johan Ernst I hertog van Saksen – Weimar, 1594 -1626.

Virmund
Johan baron von Viermund tot Neersen, 1588 – 1632

Leslie (uit Schotland; in keizerlijke dienst) Walter graaf von Leslie, 1606 – 1667

Leslie (Earl of Leven; in Zweedse dienst).5

Alexander Leslie, 1e graaf van Leven, ca. 1580 – 1661

Guébriant (uit Frankrijk)
Jean-Baptiste Budes, graaf de Guébriant, 1602 -1643. Afgebeeld met een moedervlek op het gezicht. Die hield men voor een teken van onkwetsbaarheid.

Turenne
Henri de La Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne, 1611 – 1675.
Bij ons vooral bekend door het Rampjaar (1672).

Jean Baptiste de Guébriant

Bouillon
Frédéric – Maurice de La Tour d’Auvergne, hertog van Bouillon, 1605 – 1652.
Broer van Henri de Turenne.

Rohan
Henri de Rohan, hertog van Rohan, 1579 – 1638

Andere officieren uit ‘Nederland’ of het grensgebied. Hun rang meestal overste, kolonel. (Bij de familienaam kan ‘van’ ook als ‘von’ worden gelezen) :

Styrum (van Limburg Stirum)
Herman graaf van Limburg en Bronckhorst, heer van Styrum en Borculo, 1592 – 1644

Hogendorp
Gijsbert van Hogendorp, 1589 – 1639, gouverneur van Mainz in 1632.
Diens portret door Van Mierevelt.

Lintelo
Timon baron van Lintelo, tot de Marsch, 1568 – 1650, heer van Thalhausen en Wiesent.

Westerholt
Bernhard graaf van Westerholt, ca. 1595 – 1638, heer van Lembeck, Hackfort en Entinge.

Bongart
Wilhelm baron van Bongart, tot Wijnandsrade, 1594 – 1631, heer van Rijckholt. In Luxemburg heer van: van Moersdorf, Essingen, Fels en Beaufort.5

Eynatten
Adolf baron van Eynatten, overl. 1654, heer van Neubourg. En diens broer baron Winand, overl. 1637, heer van Obsinnich

Mattias de’ Medici (met poolse vlecht voor kracht)

Pallandt (katholiek)
Karl Dietrich baron van Pallandt, heer van Breidenbent en Moriamez, ca. 1595 – 1642. En diens broer Johan Rudolf, 1597 – 1633.

Wittenhorst
Walraven Wilhelm van Wittenhorst, tot Horst, overl. voor 1633.

Taxis
Gerard baron van Huls, genaamd de Taxis, ca. 1578 – 1654. Hij deed een schenking voor de bouw van het Augustijnenklooster in het Belgische Bree (onder Weert, NL), thans gemeentehuis.

Gürzenich
Adam baron Schellaert van Obbendorf, 1594 – 1627, heer van Doorwerth, Geysteren, Gürtzenich en Domaslovic.

Aangezien Adam (Daem) het plunderen door zijn soldaten te veel toeliet als pressiemiddel, werd hij door zijn eigen generaals ter dood veroordeeld. Hij is onthoofd door het zwaard.
Opmerking terzijde: de doodstraf kon tevens over een officier worden uitgesproken, als hij mede verantwoordelijk werd gehouden voor het verlies van een veldslag.

Schaesberg

Johan Frederik baron van Schaesberg, 1598 -1671, heer van Schaesberg (bij Heerlen) en Krickenbeck (bij Venlo), bleef katholiek in een Staatse omgeving. Hij was geen hoge militair, maar veeleer een politicus. Er bestaat een geschilderd portret van hem.6

Schotten, Zwitsers (Mackay,Von Schmid)

In de 17e en 18e eeuw dienden er veel Schotse regimenten op het continent, aangezien er thuis weinig emplooi was. Om dezelfde reden vochten ook veel Zwitsers elders, bijvoorbeeld in de Noordelijke Nederlanden. Dit is de reden dat de families Mackay en Von Schmid zich hier uiteindelijk hebben gevestigd (door huwelijk met een Nederlandse in 1763, respectievelijk 1757). Sir Donald Mackay, 1e Lord Reay (1590 – 1649), stond als eigenaar – kolonel eerder met zijn regiment in Deense, later Zweedse dienst, gedurende de jaren 1627 – 1631. Sir Donald is voorouder van de adellijke tak in ons land. En met diens broer John begint de tak, die beschreven is in het boekje voor het patriciaat.7 De adellijke familie Von Schmid was lange tijd een militair geslacht, afkomstig uit Zürich. In 1669 trouwde Hans von Schmid er met Anna Werdmüller. Hun zoon Philippe ging in Nederland wonen. Genoemde Anne Werdmüller was de dochter van Hans Georg Werdmüller (1616 – 1678). Laatstgenoemde streed aanvankelijk in Zweedse dienst (Dertigjarige Oorlog). Hij verwierf bekendheid door de vestingwerken in Zürich, die onder zijn leiding tot stand kwamen. Een andere telg van de familie, maar dan Werdmüller von Elgg geheten, vestigde zich in Nederland. Diens nageslacht is nog ruim vertegenwoordigd. Het betreft geen adel.

Henri de la Tour d’Auvergne, Vicomte de Turenne

Goede portretten van andere opperbevelhebbers (ook online) :

  • Carl Wrangel, graaf van Salmi, 1613 – 1676, ruiterportret door Ehrenstrahl.
  • Ferdinand van Oostenrijk, Kardinaal – Infant, 1610-1641, ruiterportret door Rubens. Tevens diens portret ten voeten uit door Jan van den Hoecke.
  • Frederik Hendrik prins van Oranje, 1584 – 1647, ruiterportret door Van Hillegaert (bij het beleg van Den Bosch, 1629; ook van Maastricht, 1632).
  • Adam graaf Trčka von Lípa, ca. 1599 – 1634, met zwaard in de hand.
  • Otto Heinrich Fugger, graaf van Kirchberg, 1592 – 1644 door Kilian (gravure)
  • Zie verder nog de ‘Pappenheimer’ door de Litouwse schilder Telenik (2003)

Titus van Bönninghausen

Oorspronkelijke publicatie: Dertigjarige Oorlog (1618 – 1648), militairen en ‘Nederland’, Van Adel, Nieuwsbrief van de Nederlandse Adelsvereniging, 2019-I, p. 15-20.

Voetnoten

  1. Het drietal overleefde onbedoeld de val van 17 m hoogte, mede door de dikke kleding en hun mantels. De burchtmuur loopt bovendien onderaan enigszins schuin af en uitsteeksels bij de vensters hebben mogelijk remmend gewerkt. Verder zal de bodem zacht zijn geweest. Maar graaf Willem Slavata geloofde vooral te zijn gered door de heilige maagd Maria. Hij liet een schilderij van de gebeurtenis maken, waarop ook zij figureert. De andere twee ‘gedefenestreerden’ waren graaf Jaroslav von Martinic en Philipp Fabricius von Rosenberg. Laatstgenoemde kreeg in 1623 de erfelijke titel ridder en als toegevoegde naam ‘und Hohenfall’. In de wandeling werd de naam: Fabricius von Hohenfall. Het schilderij over de defenestratie is online te vinden bij: Votiv image of Vilém Slavata.
  2. Zie het artikel ‘De overgave van Breda’ in: Van Adel,Nieuwsbrief, 9 (2015) 44 – 49. Tevens H. Hugo: Het beleg van Breda, 1624 – 1625 (Latijnse editie uit 1626, vert. W. Boekelman 2015)
  3. Over Jost van Bronckhorst – Batenburg zie Th.J. van Rensch: Licht op het zonneleen Gronsveld (2017) 220 – 247
  4. Een schilderij van Josias in harnas (kniestuk uit 1635) online: skeel.info/showmedia.php?mediaID=4161&ss=1 (nr. 1349)
  5. Zijn portretzerk bevindt zich in de kerk van Wijnandsrade met daarop tevens diens 16 kwartierwapens. Zie de bijdrage door E. Brongers in: Bulletin Wijnandsrade, 32 (2013, nr. 51) 15 – 19
  6. Het schilderij op internet onder: Genwiki Limburg Van Schaesberg
  7. Nederland’s Patriciaat, 42 (1956) 225 – 233

Literatuur (selectie)

D. Harrison: De Dertigjarige Oorlog, de allereerste wereldoorlog (2018, vert. van de Zweedse editie uit 2014)
P. Wilson: The Thirty Years War, Europe’s Tragedy (2009; auteur is militair historicus. De Duitse versie verscheen in 2017)
H. Münkler: Der Dreissigjährige Krieg: Europäische Katastrophe, deutsches Trauma (2017; auteur is politicoloog)
J. Burkhardt: Der Krieg der Kriege (2018; accent op vredespogingen)
G. Schmidt: Die Reiter der Apokalypse (2018; juridische benadering)
J. Punt en L. Sloos: Willem van Oranje, de jonge prins als edelman en militair (2018)
O. van Nimwegen: ‘Deser landen crijchsvolck’. Het Staatse leger en de militaire revoluties,1588-1688 (2006)
V. Soen: Vredehandel. Adellijke en Habsburgse verzoeningspogingen tijdens de Nederlandse Opstand (2012)

Dertigjarige Oorlog (1618 – 1648), militairen en ‘Nederland’