In deze bijdrage worden families uit het Franse taalgebied belicht, die tot de Nederlandse adel zijn gaan behoren en voornamelijk nog in Nederland voortleven. Banden tussen onze streken en de Romaanse gebieden, zijn er sinds mensenheugenis. Het tweede Huis van de Graven van Holland bijvoorbeeld stamde uit het Huis Henegouwen, ofwel uit het Huis van Avesnes. Ook kan op de provincie Limburg worden gewezen, waarvan de naam is afgeleid van de plaats Limbourg sûr Vesdre (ten oosten van Luik) en waar eveneens de familienaam van Limburg Stirum uiteindelijk op is terug te voeren.

Bourbon-Parma en Bourgondië

In 1996 werden de kinderen van Hertog Karel Hugo de Bourbon-Parma (1930-2010) ingelijfd als Prins/es de Bourbon de Parme met het predikaat Koninklijke Hoogheid. Hun stamreeks klimt in ieder geval op tot stamvader Robert de Sterke, Graaf van Parijs, Angers en Tours, die in 866 in de strijd tegen de Noormannen is overleden. Helaas kleeft er wel een smet aan hun Nederlandse inlijving. Want bij een juiste toepassing van de Wet op de adeldom was die feitelijk onmogelijk geweest en had een verzoek om Nederlandse adeldom te verkrijgen, afgewezen dienen te worden (zie Nieuwsbrief 2008).

Het wapen van de Prinsen de Bourbon de Parme lijkt op dat van de Hertogen van Bourgondië, de vroegere landsheren in onze contreien. Dit is niet verwonderlijk, want het Huis van Bourgondië stamde uit de oudste tak van het Franse Koningshuis (die van Valois), terwijl de Bourbon de jongste tak vormde. De eerste Bourbon die in Reims tot Koning van Frankrijk werd gewijd (gekroond en gezalfd) was Hendrik IV. Dit gebeurde in 1589, toen de geloofsoorlogen woedden.

Wapens de Bourbon-Parma en van Bourgondië. De schildjes zijn vervaardigd door C.E.G. ten Houte de Lange

Het oorspronkelijke wapen van het Franse Koningshuis toont de bekende gouden lelies – wat eigenlijk irissen waren – op een (hemels-)blauw schild. Dit zijn symbolen van de H. Maagd. Ter onderscheiding brachten jongere takken extra tekens op het familiewapen aan, zoals een schildzoom. De kenmerkende acht Sint Jacobsschelpen bij het wapen Parma zijn een toevoeging door Hertog Carlo II (Madrid, 1799 – Nice, 1883) en verwijzen naar de Spaanse Orde van Sint Jacob.

Ronald Droog als boogschutter. Zijn wapenrok toont het rode Bourgondische X-kruis op wit en blauw.

Ook Bourgondië had zijn eigen symbool, het karakteristieke Bourgondische kruis, bestaande uit twee rode takken in de vorm van een Andreaskruis. De krijgslieden van de laatste Hertog van Bourgondië, Karel de Stoute (1433 – 1477), voerden dit rode kruis op de Hertogelijke kleuren – wit en blauw – van hun tenue (zie afbeelding met de boogschutter). De kleurencombinatie rood-wit-blauw was dus al in de 15e eeuw bekend. Maar het mag niet als voorloper van de Nederlandse vlag worden beschouwd, want daarvoor was het nog te vroeg. Een overtuigende verklaring voor onze nationale driekleur is er overigens niet. Het vorstelijke wapen Bourbon-Parma brengt dus wel tevens het wapen en de kleuren van Bourgondië in herinnering.

Bloys (de Chatillon), de Lannoy, de Milly, Naundorff

Bloys van Treslong is door verheffing in 1816 tot de Nederlandse adel gaan behoren. Ongeveer twee eeuwen eerder had een voorvader van de genobiliteerde de familienaam van zijn moeder, Bloys, aangenomen. Deze moeder behoorde tot een onwettige tak Blois/ Bloys, die teruggaat op Jan van Chatillon, Graaf van Blois, heer van Treslong, Schoonhoven, Gouda, Tholen enz., overleden in 1381. Jan van Chatillon had als zwager Hertog Reinoud III van Gelre.

Het identieke wapen met dat van de Chatillon was voor de oudadellijke van Isendoorns aanleiding om – ten onrechte – te veronderstellen met deze Graven verwant te zijn. Zij gingen zich d’Isendoorn à Blois noemen (uitgestorven in 1865, kasteel De Cannenburch, Veluwe). Het zogenaamde ‘Chatillon’-wapen, met repen bont erop, werd aantrekkelijk gevonden. Vooral in de Betuwe was het gewild. (Met enige aanvullingen op het schild voor het onderscheid). Thans wordt dit familiewapen nog gevoerd door de geslachten van Haeften, van Lidth, de Roy en Verheyen.

In 1844 is Adriaan van Haeften verheven. Zijn wapen is ontleend aan dat van de Cocq van Haeften, waar verder geen relatie mee bestaat. De dubbele naam van Lidth de Jeude is helemaal Nederlands en wordt dus ook op zijn Nederlands uitgesproken.

Telgen van deze familie zijn verheven vanaf 1911. Bij de Roy (ook de Roye, de Roij) werd lange tijd een verwantschap met de Noordfranse Graven de Roye niet uitgesloten. Een Duitse Graaf von Deroy bijvoorbeeld had deze gemeenschappelijke verwantschap in 1846 officieel laten bekrachtigen, wat in 1901 door de kanselarij in München werd bevestigd. Door nieuwe informatie is deze opvatting echter onjuist gebleken. (Verheffingen de Roy van Zuidewijn vanaf 1895. De heerlijkheid Zuydewijn is overigens door het huwelijk van Adam de Roy met Catharina Montens aan de familie de Roy gekomen. Belgische adelserkenning voor Montens, 1854). Frans Verheyen vervolgens is in 1831 verheven. Diens echtgenote was een de Roy, evenals diens moeder en diens overgrootmoeder. Maar laatstgenoemde stamde uit een volledig ander geslacht de Roy, dat weer wel het Chatillon-wapen voerde. (Via internet zijn op de familiepagina van de Cocq van Delwijnen oudere verklaringen over dit wapen te vinden).

De Lannoy in Nederland voert weliswaar eenzelfde wapen als het katholieke Grafelijke Huis de Lannoy -bij ons bekend door Ridders van het Gulden Vlies-, maar het gaat om twee afzonderlijke geslachten. Marc de Lannoy vluchtte vanwege zijn protestantse geloof van Doornik naar Antwerpen, waar hij in 1569 echter alsnog werd geëxecuteerd. Een afstammeling van hem kreeg Nederlandse adelverheffing in 1816. Ook de Milly mag niet, zoals onderhand wel is gebleken, met getitreerde adel worden verward, alhoewel het geslachtswapen is geïnspireerd op dat van de Thy de Milly (Graven de Milly) uit Frankrijk. Louis de Milly uit Picardië, luitenant-vaandrig in Staatse dienst, trouwde in 1730 te Den Haag. Zijn achterkleinzoon Paul werd in 1840 verheven. Overigens is de huidige stamhouder de Milly in Nederland alleen in juridische zin een de Milly (door erkenning bij huwelijk in 1952; niet genetisch) en staat de familie verder op uitsterven.

Hoewel het geen Nederlandse adel betreft, is de kwestie Naundorff toch vermeldenswaardig. Daarbij ging het om het zoontje van Koning Lodewijk XVI van Frankrijk en Koningin Marie Antoinette (beide geëxecuteerd): Karel Lodewijk Kroonprins van Frankrijk, ofwel Lodewijk XVII. In tegenstelling tot de officiële berichten zou hij niet op 10-jarige leeftijd in gevangenschap aan een infectieziekte zijn overleden, maar naar Duitsland zijn ontkomen. Van daaruit kwam hij als Carl Wilhelm Naundorff naar Nederland (overleden Delft, 1845). Diens zoon Adelberth werd in Engeland geboren als een ‘de Bourbon’. In 1863 werd hij tot Nederlander genaturaliseerd. Zijn kleinzoon Louis de Bourbon kreeg als burgemeester enige landelijke bekendheid. Hij maakte intensief studie van het Franse Koningshuis. Diens kinderen zijn naar Canada geëmigreerd. Een DNA-test wees in 1998 alsnog uit, dat Carl Naundorff niet identiek was met de vroeger Lodewijk XVII. Diens bedrog moet voor zijn huidige nageslacht pijnlijk zijn.

Uitgewekenen (vooral protestant) en militairen

Tijdens het ancien régime werd de vorstelijke macht gelegitimeerd door het juiste geloof. In de Zuidelijke Nederlanden werd het katholicisme de bevoorrechte religie en in Frankrijk werd het zelfs staatsgodsdienst. Veel protestanten, als de reeds vermelde de Lannoy, emigreerden toen om economische en religieuze redenen naar elders, onder andere naar de Republiek der Zeven Provinciën. (Omgekeerd verlieten veel katholieken de Republiek). Er zijn uit Frankrijk ongeveer 50 duizend hugenoten naar hier gekomen.

Zo streed de Waal Johan de Mauregnault, uit Henegouwen, als militair aan protestantse zijde bij het beleg van Haarlem in 1573. (De familie de Mauregnault kreeg Nederlandse adelserkenning in 1815). Louys de Geer – oorspronkelijke naam ook: de Geere/ Gaire – was aanvankelijk te Luik koopman in ijzer, maar in 1596 zette hij dit in Dordrecht voort. Zijn zoon woonde in Amsterdam en in Zweden. In dat land werd hij in 1641 geadeld. Op basis van het Zweedse diploma volgde in 1815 voor zijn afstammelingen inlijving bij de adel van het Koninkrijk Nederland. Mattheus de Vicq, geboren te Antwerpen, vestigde zich in 1596 in Amsterdam. (Adelsverheffing de Vicq in 1924).

Volgens overlevering was Jacques de Nerée als student in Parijs getuige van de gruwelijke Barthelomeusnacht (1572), waar massaal hugenoten werden omgebracht. Hij keerde snel naar zijn ouderlijk huis in Caen (Normandië) terug. Voornoemde Jacques zou de vader zijn van Richard de Nerée, veldpredikant van prins Maurits. Met hem begint de bewezen stamreeks de Nerée tot Babberich. (Het betreft hier bij uitzondering weliswaar geen Nederlandse adel, maar wel Duitse: von Nerée -verheffing 1869). Charles Six week in circa 1586 van het Noordfranse Saint-Omer uit naar Amsterdam. Van zijn nazaten werd Cornelis Ch. Six van Oterleek in 1815 geadeld. Hij ontving bovendien enkele jaren later de erfelijke titel Baron (primogenituur). Diens verre neef Hendrik Six, van Hillegom, werd in 1841 ten onrechte ‘ingelijfd’. Dit had ook ‘verheven’ behoren te zijn, omdat hij voordien niet van adel was.

Pierre de Beaufort, geboren te Sédan, kwam in 1613 naar Zeeland en kreeg er onder andere zitting in de schepenbank van Hulst (verheven vanaf 1868). Jean Hurgronje (Hurgroigne) zag in Saint-Venant (Artois) het levenslicht. Hij werd in 1645 poorter van Vlissingen. (Snouck Hurgronje is verheven vanaf 1911). Martin des Tombe, geboren in Tourcoing (Toerkonje; oorspronkelijke familienaam: Destombe), kreeg in 1627 het poorterschap van Leiden (verheven 1844). De stamreeks van het vermaarde Huis de Villeneuve klimt zeker tot in de 13e eeuw op. Helion de Villeneuve week in 1685 naar Zwitserland uit. In dat jaar werd namelijk het Edict van Nantes herroepen, waardoor uitoefening van het protestantse geloof in Frankrijk weer definitief was verboden. De goederen van Helion werden geconfisqueerd.

Diens kleinzoon was predikant en vestigde zich in Nederland. Veel Villeneuves waren militair. (Ingelijfd vanaf 1885). Victor de Serière, geboren te Thoiras in 1753, kwam met zijn broer François naar de Nederlanden. (Een naast familielid, de militair de Girard de Mielet van Coehoorn, was hen wel vooruit gegaan). Victor de Serière bekleedde ambtelijke functies. Diens zoon werd in 1868 ingelijfd. Van François, voornoemd, stamt de tak de Serière de Bizournet af, die echter niet in de Nederlandse adel is opgenomen. Alexander Just de la Paisières, geboren te Bourg en Bresse, was ook al weer een Franse officier die naar ons land emigreerde en wel in 1785. Hij was echter katholiek. Twee kleinzonen werden ingelijfd (1909, 1910). Pierre de Willebois (Boëseghem 1768 – ‘s-Hertogenbosch 1834) week als monarchist tijdens de Franse revolutie uit. In 1877 zijn diens zonen Jan en Joseph van der Does de Willebois verheven.

Terzijde kan nog Guillaume de Charon de Saint Germain worden vermeld, geboren in 1686, kapitein en als edelman van de Franse ambassade aanwezig bij de Vrede van Utrecht in 1713. Hij vestigde zich in ons land. (Ingelijfd 1822). Alhoewel dit geslacht in 1981 is uitgestorven, bestaat de naam nog. Dit komt omdat Maria Catharina de Charon de Saint Germain (Nederlands-Indië 1844 – aldaar 1883), met 25 jaar reeds weduwe, ruim een jaar nadien moeder werd van een zoon, die haar achternaam kreeg. Van hem is een talrijk nageslacht, dat rond 1950 naar Nederland repatrieerde.

Een daarvan te onderscheiden familie met een bijna gelijkluidende naam is de Vidal de Saint Germain. Gabriël Vidal (Luik, 1764 – Raalte, huis ’t Reelaer, 1832), gaf voor van adel te zijn. Volgens het familieverhaal was uit veiligheid tijdelijk ‘de Saint Germain’ als een nom de guerre gebruikt, als een pseudoniem dus. Dit werd vervolgens gecombineerd met de eigenlijke naam Vidal, waar tevens het particule ‘de’ aan het begin was toegevoegd. Met dit laatste werd de suggestie van adel te zijn, nog eens versterkt. Iemand van deze familie vertelde dat hem recentelijk bij een lezing werd gevraagd, of hij een artiestennaam voerde. Geamuseerd moest hij antwoorden: ‘Nee, zo heet ik echt’.

Overigens is er over namen als Vidal, Destombe, Just, Six enz. op internet gemakkelijk informatie te verkrijgen via de site genealogie.com (vervolgens de categorie ‘Noms de famille’ kiezen) en verder via: familienaam.be. Voor de kaart van Frankrijk is de situatie tijdens het ancien régime aan te bevelen, want daar staan de provincies op.

Nederlands Baron, hoewel geen eerdere ‘lettre patente’ (protestant)

Omdat de voorouders tijdens het ancien régime geen lettre patente – geen diploma – hadden voor de titel Baron, kan worden opgemerkt dat deze titel onjuist is bij de navolgende geslachten: d’Aulnis, de Constant, d’Escury, van der Feltz (ofwel de la Roche), d’Yvoy en geëmigreerd: d’Ablaing. Aan de Koninklijke Besluiten waarbij de adellijke rang van Baron door inlijving of erkenning is vastgesteld, ontbreekt het namelijk aan een geldige grondslag hiervoor. Natuurlijk gaat het wel steeds om zeer aanzienlijke families. Bij d’Ablaing, de Constant en d’Yvoy is de Hoge Raad van Adel echter van verkeerde gegevens in de stamboom uitgegaan. Overigens hadden bij de genoemde zes – protestantse – geslachten geen van de voorouders zitting in een Ridderschap van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Afgezien van d’Ablaing (oorspronkelijke geheten: Dablain) betreft het wel steeds families met een sterke militaire traditie destijds.

Nicolaas Ivois (genaamd naar de plaats Ivois bij Sédan vermoedelijk) behoorde in 1600 tot een Waals regiment. Later was hij in Willemstad sergeant. Van hem stamt het Nederlandse geslacht van Hangest d’Yvoy af (ingelijfd als Baron in 1816).

Wolff van der Feltz verbleef als officier ten dienste van Spanje in 1606-1619 te Groenlo, uiteindelijk met de rang van luitenant-kolonel. Van der Feltz is een uit Luxemburg afkomstig geslacht dat aantoonbaar tot 1368 teruggaat, met eerdere vermeldingen tot 1176. De familienaam was ook: von der Fels, van der Veltz, de la Roche, de Larochette, of in het Latijn: de Rupe. (Van der Feltz is vanaf 1893 ingelijfd als Baron).

De Franse officier Pierre d’Aulnis (omgeving van La Rochelle, provincie Aunis) verliet vanwege de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 zijn land. Diens achterkleinzoon Frederik plaatste ‘de Bourouill‘ achter zijn naam, maar het is onduidelijk of het de eigen voorouders waren die de polder Bourouille bezaten, of dat het een andere tak betrof. Wel waren zij ooit eigenaar van de hofstede Caillaud. De zoon van Frederik d’Aulnis de Bourouill kreeg in 1823 erkenning van de titel Baron, omdat volgens een notariële verklaring diens voorouders deze titel reeds een eeuw zouden hebben gevoerd. Maar ondanks de formele verklaring was dit in werkelijkheid helemaal niet het geval geweest.1

Ook André Collot d’Escury, voormalig gouverneur van Quentin (Bretagne), vertrok in 1685 vanwege de herroeping van het Edict uit Frankrijk. De stamnaam Collot is zeer algemeen en afgeleid van de roepnaam Nicolas (vergelijk in het Italiaans: Niccolò). Onduidelijk is waar de heerlijkheid, of wellicht het huis, Escury moet worden gezocht. In ieder geval bevond het zich in Picardië, waarschijnlijk 40 km ten zuiden van Noyon. (Escury of Ecuiry hangt samen met het woord ‘ecurie’. Daarbij kan ook aan ‘Ecuyer’ worden gedacht, wat onder meer betekent: Jonker, stalmeester). De nazaten van André Collot d’Escury werden volgens het adelsdiploma uit 1816 kortweg ingelijfd met de titel van Baron.2

De volgende familie, Constant, stamt uit Genève (Zwitserland), maar pretendeerde van het Noordfranse geslacht Constant de Rebecque af te stammen. Een telg, Samuel (Lausanne, 1676 – aldaar, 1756), nam deze dubbele naam aan. Diens kleinzoon Jean de Constant Rebecque werd in 1846 ingelijfd als Baron. Op dezelfde manier namen combinerend als Samuel Constant, doet het betreffende Noordfranse plaatsje Rebecques weer denken aan de gemeente Rebecq (oorspronkelijk: Rietbeek) onder Brussel. Maar ook aan het beroemde gedicht over de ‘Herr von Ribbeck auf Ribbeck im Havelland’ uit 1889 door Theodor Fontane. Dit staat in vele talen op internet (zie Ribbeck-Gedicht international. Ribbeck is een verbastering van Rietbeek, in het Duits).

D’Ansembourg, von Fisenne, de Nieuport, Prisse

Het ontstaan van de staat België was voor Graaf Jean-Baptiste d’Ansembourg (1782 – 1854) aanleiding om kort na 1839 voor Nederland te opteren en bij de Limburgse adel te willen horen. Jean Baptiste heeft het voortbestaan van de familie de Marchant et d’ Ansembourg verzekerd, door drie zonen te hebben. De oudste kreeg Ansembourg in Luxemburg, de volgende erfde naast Amstenrade en Neubourg in Nederland nog Duitse goederen en de jongste erfde de Belgische bezittingen. Jean Baptiste was politicus. Hij is in Brussel vermeld op de Congreskolom, een zuil ter herinnering aan het Nationale Congres van 1830.

Het oude wapen d’Ansembourg, 1728. Uit P. Janssens en L. Duerloo: Wapenboek van de Belgische adel, IV (1992) 2500.

Reeds de vroegst vermelde voorouders maakten deel uit van het locale bestuur. De naam Marchant is een verbastering van ‘marchau’, wat ‘metaalslager’ betekent. De familie was eigenaar van hoogovens. Het oudste geslachtswapen met een leeuw en een eg houdt ermee verband. De leeuw symboliseert het ijzeren oorlogstuig en de eg staat voor metalen landbouwwerktuigen. Hun  heerlijkheid Ansembourg werd in 1728 tot Baronie verheven (grondgebonden titel) en Thomas Marchant, Ecuyer, werd toen zelf ook tot Baron gecreëerd (naamgebonden titel, overgaand bij eerstgeboorte; zie het wapen met een Brabantse Baronnenmuts boven het schild).

Later werden beide titels verhoogd tot een Grafelijke. Bij de rangverhoging van Graaf op alle afstammelingen (1750) onderging het familiewapen bovendien een duidelijke uitbreiding.3

De familie de Fisenne, oorspronkelijk uit het Prins-Bisdom Luik, komt ook in Duitsland voor als von Fisenne. Frans von Fisenne (Aken, 1808 – Rijswijk, Z-H, 1838) trouwde in 1835 met Emilie van der Kun. Hun zoon Pieter (eigenaar van huis ‘den Burgh’ te Rijswijk) had vroeg zijn vader verloren. In 1868 huwde hij met zijn nicht Elisa van der Kun. Twee jaar daarvoor was Pieter von Fisenne ingelijfd. Hij had functies in het openbaar bestuur.

Onder Koning Willem I was in 1816 de adeldom van Constantin de Preud’homme d’Hailly, Burggraaf de Nieuport (Gent 1748 – Brugge 1835) erkend. Later werd ‘de Nieuport’ aan de naam vastgeklonken. Alleen de Chef de Famille voert naast de driedubbele naam de waardigheid van Burggraaf van Nieuwpoort. Juist diens tak is enkele decennia geleden Nederlands geworden. De familie heeft vooral veel geschiedenis in Vlaanderen (kasteel Poeke) en Frans Vlaanderen.

Al ruim twee eeuwen hebben leden van het geslacht Prisse door hun functies en hun huwelijken zowel banden met Nederland als (het latere) België. In tegenstelling tot de voorgaande drie families ging Prisse in de loop van de 19e eeuw tot het protestantisme over. Albert Prisse werd in 1844 in België geadeld en verkreeg de titel Baron bij eerstgeboorte. Als zodanig werd zijn afstammeling in 2001 in de Nederlandse adel ingelijfd.

Particule ‘de’

Ten onrechte wordt vaak gedacht dat het woordje ‘de’ (particule, prefix) bij een Franse naam op adel duidt. Maar staat er in een oude tekst bijvoorbeeld Jean de Gérard, dan betekent dat gewoonlijk: Jan, zoon van Gerard. De naam ‘de Gérard’ is het Nederlandse ‘Gerards’. Verder kon iedereen een heerlijkheid verwerven en er zich als ‘seigneur de’ naar vernoemen. Dit maakte hem nog niet van adel. Bovendien werd het gebruik door anderen geïmiteerd. Zij gingen eveneens ‘de’ aan de achternaam toevoegen – ook elders. Zo noemde Johan Ranitz (naam ontleend aan Burg Ranis, 30 km onder Jena) uit de omgeving van Doetinchem zich bij ons in de 18e eeuw Johan de Ranitz. Afstammelingen van hem zijn in de periode 1906 – 1935 verheven.

Aangezien het particule ‘de’ geen kenmerk voor adel is, komt er tevens adel zónder dit prefix voor. Ook bij de eerste adelsverheffing in 1531 stelde Pierre Preud’homme, heer van Haluin en ruwaard van Rijsel, het zonder particule. Voor Thomas Marchant (heer van Ansembourg) was dit niet anders, toen hij in 1681 werd geadeld. Toch is het juist, dat er bij een nobilitatie geregeld een particule aan de naam werd toegevoegd. Soms gebeurde dit ten overvloede. Toen Gaspar van der Schueren in 1715 geadeld werd met verlening van de titel Ridder, mocht hij zich tevens ‘de van der’ Schueren gaan noemen, wat dubbelop is.

Iets dergelijks deed zich ook bij de families Stuers en Pesters voor, toen afstammelingen ervan (in fasen) werden verheven als Ridder de Stuers en Jonkheer de Pesters. (Stuers is afgeleid van ‘stuurs’ doen, of anders van de vis steur. Pesters betekent Bakkers – vergelijk eerder ‘Gerards’). Maar het gebruik van een extra particule kan nog opmerkelijker. Want ooit was er een Franse prelaat, Bertrand de d’Eux geheten.

Titus von Bönninghausen

Oorspronkelijke publicatie: ‘Franse namen’, in: Van Adel, Nieuwsbrief van de Nederlandse Adelsvereniging, 2012-II, p. 12-20.

Voetnoten

  1. d’Aulnis de Bourouill: Genealogische en andere aanteekeningen en bijzonderheden betreffende het geslacht d’Aulnis (1931) 30; P. van Beckum en A. Wagenaar: Van adel (1992) 18
  2. ten Houte de Lange: Het geslacht Collot d’Escury, een geschiedenis van een Hugenotenfamilie (1993) 336-337
  3. de Ghellinck Vaernewyck ‘Les comtes d’Ansembourg et leurs châteaux’, in: Le Parchemin, bulletin nr. 225 (1983) 195-215


Extra te vermelden literatuur

A. de Girard de Mielet van Coehoorn en J. Beelaerts van Blokland: Met slaande trom, 300 jaar soldatenfamilie (1995, betreft de Girard de Mielet van Coehoorn); E. van der Feltz ‘Ruim 400 jaar Van der Feltz in Nederland’, in: Familieblad Van der Feltz‘, 10 (2007, tevens internet). Zie in het Familieblad ook de bijdrage ‘Interview met Professor Mr. Maarten Bos’, 2 (1999) 4-9; Baron de Villebois-Mareuil: Genealogische geschiedenis van het Huis De Villebois-Mareuil (Franse editie uit 1909 kritisch herzien en vertaald door W. van der Does de Willebois, 2003); J. Camerlinckx: Het kasteel van Poeke, het mooiste landgoed van Vlaanderen (2007; betreft de Preud’homme d’Hailly de Nieuport, Burggraaf van Nieuwpoort)

‘Franse’ namen