Op de afgebeelde heraldische kwartierstaat is het volle wapen te zien van ‘Ottho van Berckenfeldt’ en de wapenschildjes van diens voorouders, met vermelding eronder van de betreffende familienaam. Het overzicht is attractief uitgevoerd, wat het een plezier maakt om er naar te kijken. De schildjes staan zoals gebruikelijk op regelmatige afstand van elkaar. Zij zijn opvallend door koorden met elkaar verbonden. Vaak worden in plaats daarvan boomtakken gebruikt met blaadjes eraan, vergelijkbaar met de weergave van een stamboom. Door deze takken wordt de kwartierstaat dan tot een geheel gemaakt.
Om een voor het oog mooi resultaat te krijgen, zijn er hier wel de nodige aanpassingen gedaan. Het hoofdwapen is dat van de Noord-Duitse familie von Berckefeldt. Oorspronkelijk luidde die naam (de) Barckinevelde. Het officiële wapenschild bestaat eigenlijk uit een hond met een halsband, zoals ook op de kwartierstaat is te zien, maar dan afzonderlijk geplaatst boven zeven munten. (Die laatste behoren echter in de volgorde te staan: 1 – 3 – 3. Dus niet zoals hier: 4 – 3). Het betreffen bijzondere munten, die op deelname aan de Kruistochten wijzen, zogenaamde ‘bezanten’. Bij de hond gaat om een jachthond, een brak. De jacht was destijds aan de adel voorbehouden. De brak is een sterke hond, die geschikt is voor het jagen op zwartwild, als zwijnen en herten. Op de kwartierstaat heeft die de karakteristieke houding, waarbij hij een verwaaid spoor opvangt. Het helmteken is een herhaling van het wapendier. De drie kogels waar het met de poten op staat, lijken hier bij de muts te behoren. Zou het een muts zijn met vijf kogels of kralen, dan ging het om een Brabantse muts voor een baron.
Over de hoofdpersoon -Otto Georg von Berckefeldt, zoals hij voluit heet- is bekend, dat hij een zoon was van Rudolf von Berckefeldt, heer van Hörden (Harz), en van Dorothea von Minnigerode. De ouders waren in 1645 met elkaar getrouwd. Otto trad op zijn beurt te Maastricht in 1681 in het huwelijk met de protestantse Lucretia van Isendoorn à Blois, dochter van Philibert van Isendoorn à Blois. Laatstgenoemde, behorend tot een Gelderse familie, was luitenant-kolonel in Staatse dienst geweest en in 1648 tot commandant van Maastricht benoemd. Het jaar ervoor had hij kasteel Borgharen bij Maastricht verworven. De belening ervan volgde in 1650 te Den Haag.
Otto von Berckefeldt zou het brengen tot ritmeester. Hij is voor 26 maart 1708 overleden en was eigenaar van de Wingartshof (thans Wiegershof) te Borgharen.
De wapenkwartierstaat zal in opdracht van ‘Otto George’, zoals hij ook wel voorkomt, zijn vervaardigd in de eerste helft van de 18e eeuw. Maar hij had twee dochters, van wie Amalia Elisabeth in 1709 was getrouwd met Carel von Posern (afkomstig uit Saksen en overleden te Breda in 1745), kapitein-luitenant bij de cavalerie onder graaf Willem Maurits van Nassau-Ouwerkerk. Zij komen eveneens als opdrachtgever in aanmerking. (Ook dit echtpaar had twee dochters).
Tamelijk veel namen zijn in het Nederlands vermeld op de kwartierstaat, al dan niet met het voorvoegsel ‘van’. Bij de vierde generatie gaat het om Berckefeldt – ‘Schetsel’, voor (Duits): Schaetzel en Bültzingslöwen – ‘Salter’, voor (Duits): Salza. (Steeds zijn het adellijke namen, waar het ‘von’ bij gedacht moet worden). Vervolgens: Minnigerode – Hardenberg en Bülow – ‘Stapel’, voor (Duits): Stopler. Er behoorde een tak von Bülow tot de Nederlandse adel, die in 1997 is uitgestorven. Dat er op het overzicht voor de variant ‘van Bülauw’ is gekozen, gebeurde misschien in navolging van het Huis ‘van Nassau’.
Bij Schaetzel en Stopler dient het schild eigenlijk rood (keel) te zijn en bij Bültzingslöwen groen (sinopel). Zoals eerder is opgemerkt, zijn er dus wel concessies gedaan, om een visueel aantrekkelijk overzicht te verkrijgen. Hardenberg heeft een zwarte kop van een everzwijn als embleem. In de vijfde generatie lijkt het wapen helemaal rechts er bijna hetzelfde uit te zien. Dit is Gremsleben en behoort te zijn: een kop en hals van een wolf. Toch is het treffend, dat de wapens Berckefeldt en Bülow beide munten (kogels) bevatten en die bij Salza en Minnegerode een vishaak.
Koord
Door met koorden als duidelijke lijnen de wapenschilden met elkaar te verbinden, is de kwartierstaat goed leesbaar en mooi helder uitgevoerd. In combinatie met een hond denkt men bij een koord onwillekeurig aan een hondenriem. Maar het eindigt onder het hoofdwapen van ‘Ottho’ met kwasten en zijn wapen hangt zelfs overvloedig aan een dubbel snoer, dat vreemd genoeg niet gespannen is. (De vergelijking met een boomtak dringt zich op). Bij de schildjes von Minnigerode zou het koord voor een vislijn kunnen worden gehouden. Zeker, dit is ver gezocht. Maar het komt hier toevallig goed uit.
Bij de Hoekse en de Kabeljauwse twisten werden de partijgangers van Jacoba van Beieren vernoemd naar de ‘hoeken’ (haken) waar zij de tegenstanders, bijgenaamd de Kabeljauwen, mee vingen. Je kunt echter ook door te ‘minnen’ (als in ‘minstreel’) iemand aan de haak slaan. In werkelijkheid heeft de naam von Minnigerode geen verband met ‘minnen’. Dit zou te mooi zijn. De naam komt van: Mingerode, Müncherode; monniken die bomen rooien of roden.
USA
Er zijn in Duitsland nog maar weinig leden van de geslachten von Berckefeldt en von Minnigerode. Door emigratie komt eerstgenoemde familie ook in Amerika voor. Op internet is hierover meer te vinden onder: familievonberckefeldt.info.
In de USA heeft verder Karl Minnigerode, een onwettige zoon van het adellijke geslacht (Arnsberg, 1814 – Alexander, VA, 1894), een zekere bekendheid. ‘Charles’, zoals hij er ging heten, emigreerde in 1839. Hij was een geëngageerde theoloog en bestuurder. Maar Charles Minnigerode heeft in Amerika bovendien het gebruik geïntroduceerd van de kerstboom; ’the christmas tree’.
Document
De besproken wapenkwartierstaat is op perkament, met als afmeting 83 x 62 cm. Omdat er mettertijd kleine spikkels zijn ontstaan, is de witte ondergrond thans geel gemaakt. Een afbeelding van de 32-kwartierstaat von Berckefeldt is bij Wikipedia te vinden via het trefwoord ‘kwartierstaat’, waar zij als voorbeeld dient. Verder prijkt zij op de voorkant van het boek door J. Okkema: Handleiding voor genealogisch onderzoek in Nederland (1985). Het document behoort tot de collectie van het Gemeentearchief Rotterdam.
Echte adel; andere kwartierstaten
In het ancien régime was het voor bepaalde functies niet voldoende slechts van adel te zijn. Betrokkene moest in plaats daarvan ‘volle adeldom’ kunnen aantonen. Zowel de vader als de moeder diende van adel te zijn en ook weer hun voorouders. In de 18e eeuw was het vereiste van zestien adellijke betovergrootouders gangbaar bij vorstelijke hoven om als ‘hoffähig’ te gelden, dus om waardig genoeg te zijn voor een positie of erefunctie aan het hof of bij het leger. (Ook om stiftsfähig te zijn voor een adellijk klooster/ stift, of riddermatig voor een Ridderschap). Voor dit doel werden er destijds heraldische kwartierstaten vervaardigd. Als die zijn gecontroleerd en bij eed bezworen, werden die bezegeld. Dit zijn de zogenaamde ‘opzweringen’, in het Frans ‘preuves de noblesse’. Bij de Republiek der Nederlanden bestond dit gebruik van ‘seize quartiers’ niet.
Het Staatsarchief van Saksen heeft een groot aantal ervan op internet geplaatst (Sächsisches Staatsarchiv Stammtafeln). Het zijn er honderden, waarvan er enkele speciale aandacht verdienen. De kwartierstaat van Moritz von Posern, familie van eerder genoemde Carel, dateert van 1749. Bijzonder mooi is die van Otto von Zintzendorff uit 1709. De naam von Zinzendorff is bij ons bekend door de Evangelische Broedergemeente (Hernhutters) en het Slot Zeist. Opmerkelijk is de kwartierstaat van Johann von Schleinitz met drie gedenknaalden. En sierlijk is die van Hans von Rumohr. Bij graaf Johann von Eck zijn de kwartieren naar beneden toe uitgewerkt, wat ongebruikelijk is. Heel fraai is verder die van Siegmund von Mordeisen. De opzwering van graaf Adolph von Beichlingen heeft 32 kwartieren in de bovenste rij. Bij August von Pflug staan de zegels ter bekrachtiging van de opgegeven kwartieren op een enorme banderol (1709).
Tot de Nederlandse adel behoort von Bose. Van dit geslacht zijn er zelfs een aantal opzweringen bewaard gebleven, bijvoorbeeld die van Carl Heinrich von Bose. Diens grootouders waren Bose – Geusau en Wolframsdrorff – Beust. Ook von Geusau en von Wolframsdorff zijn bekende namen bij de Nederlandse adel. (En baron Ole von Beust kwam enkele jaren geleden in het nieuws als burgemeester van Hamburg). Er bestaat zowel een kwartierstaat van Hanns von Geusau uit 1789, als van Carl von Geusau (foutief: Geisau) uit 1747 en een getekende van Carl von Wolfframsdorff. Vanwege de rangkronen zijn interessant de zestien kwartieren van Friedrich IVKönig von Dänemark uit 1709, en de ‘Ahnentafel von Clemens, königlicher Prinz von Polen und Herzog zu Sachsen’.
Titus von Bönninghausen
Oorspronkelijke publicatie: Kwartierstaat von Berckefeldt, in: Van Adel, Nieuwsbrief van de Nederlandse Adelsvereniging, 2016-I p. 18-23.