In de voorgaande afleveringen van de Nieuwsbrief werden hoofdzakelijk protestantse families besproken bij het thema Luther en religie. Daarom komen er thans twee katholieke geslachten aan bod: Von Heyden en Van der Heyden. Vervolgens zullen familiewapens worden belicht met onder andere engelen als heraldische figuren.
Von Heyden (Van Heiden)
De Nederlandse adel kent twee geslachten, die gemakkelijk met elkaar worden verward: Von Heyden en Van der Heyden van Doornenburg. In het spraakgebruik worden die namen vereenvoudigd tot: Van Heyden en Van der Heyden. (Er bestaat ook een adellijke familie: Verheyen). Daarvan heeft Von Heyden de oudste stamboom. Grappenderwijs wordt gezegd dat die teruggaat tot de periode dat het christendom nog niet algemeen was, toen hier voornamelijk heidenen leefden. Toch bestaat er al wel een Latijnse oorkonde uit 1201, waarin Alhardus de Heden wordt vermeld. Het gaat waarschijnlijk om een ´edelvrije´ familie; van dynasten. De aaneengesloten stamreeks begint met Menso de Heidene, ridder, genoemd in 1316. Hij was getrouwd met Sophia van Gemen. Menso was als vrijgraaf voorzitter van de vrijstoel te Heiden (bij Borken, Westfalen), waar recht werd gesproken. Het familiewapen toont op een veld van lazuur/blauw drie horizontale, zilveren/ witte, balken. Dit doet sterk denken aan het wapen van de heren Van Loon, dat omgekeerd uit drie blauwe balken op wit bestond. (Bovendien had Van Loon er op de bovenste balk nog drie vogels extra bij).
De plaatsnaam Stadtlohn herinnert aan de heerlijkheid Loon/Lohn, die ook voor een graafschap doorging. Het gebied omvatte in het westen Bredevoort en liep door tot het Gelderse Hengelo. Er zijn meer geslachten met een wapen, dat in verband wordt gebracht met dat van Loon bijvoorbeeld: Van Gemen, Van Raesfelt, Van Lintelo en Van Rhemen. Zelfs wordt er verondersteld, dat Hendrik graaf van Gelre en Zutphen (1133 – 1178) het wapen Van Loon heeft gevoerd. Maar bij hem gaat het dan om een persoonlijke keuze, aangezien er nog nauwelijks erfelijke geslachtswapens bestonden. Tenslotte dient ook op nog een familie Von Heyden uit Pommeren worden gewezen (wapen: horizontale balk, waarvan de bovenkant als kantelen). Die beschouwt zich als één geslacht met de Westfaalse Von Heydens. Want bij de oudste oorkonden van de Pommerse Heydens treden er Westfaalse getuigen op. Voor hun familie-dagen worden daarom tevens de Nederlandse Hey-dens uitgenodigd.
Zoals hiervoor werd vermeld, was stamvader Menso von (van) Heyden ridder. Dit was eigen aan zijn stand. Veel later, in 1481, blijkt een nazaat, Arent von Heyden, ritmeester te zijn van de stad Utrecht. Hij komt als zodanig voor op een overzicht van de historica Kossmann. Met ‘ritmeester’ wordt geen rang in het leger bedoeld. Maar een kapitein die aan het hoofd stond van een aantal huurlingen te paard, van ‘ruters’. Steden sloten een contract met dergelijke ritmeesters, huurlingenkapiteins dus, voor militaire doeleinden.
De Von Heydens waren inderdaad borgmannen van Nienborg, zoals mevrouw Kossmann stelt. Dit ligt bij Enschede juist over de grens aan de rivier de Dinkel. De Nienborg is een soort vesting in een ovale vorm met een lengte van 300 meter, een zogenaamde ‘Landesburg’. (In Nederland hebben die ook bestaan, bijvoorbeeld de plaats Goor in de provincie Overijssel).
Op de borg bevinden zich een aantal versterkte huizen, die tegen de vroegere ringmuur aan lagen, of er deel van uitmaakten. Zij werden ooit bewoond door ridders. Het was hun taak om voor de landsheer de omgeving te bewaken en te beschermen. De acht meter hoge muur van het borgcomplex is afgebroken, maar het kleine poortgebouw is behouden gebleven. Een voorouder bij de huidige familie Van Dedem was borgman van Nienborg en voor de familie Van Rhemen geldt dit eveneens. (Borgmannen of ‘castellani’ te Goor waren bijvoorbeeld Van Coeverden en Van Hoëvell/Hövell). Toen Nienborg de functie als vesting verloor, konden de edellieden eigenaar worden van een borg (Burgsitz) op de ´Landesburg´. Die werd door hen tot een comfortabel ‘Hof’ verbouwd. Thans zijn er nog drie van over (Hof van Keppel, Raesfelt, Heyden). Zij hebben in de 19e eeuw alle aan Von Heyden toe behoord. Een vierde borg is sterk aan de moderne tijd aangepast (Beverförde/ Bevervoorden).
De Von Heydens waren ook eigenaar van de watermolen en de windmolen. Zij beschikten verder over een huis dat elders in het groen was gelegen, Huis ‘Wohnung’ geheten (of: Wonyninge, Wonnung, Wohnungen). Dit was weliswaar omgracht, maar reeds vroeg had het uitsluitend een woonfunctie. Als geslachtsnaam treft men in de bronnen geregeld aan: Von Heyden thor (zu der) Wonnung en varianten. De eigendom van een borg gaf vroeger toegang tot de Ridderschap van Münster. Maar als primaire eis werd gesteld, dat de kandidaat hiervoor gekwalificeerd moest zijn door geboorte. Daarvoor dienden diens zestien betovergrootouders allen van adel te zijn geweest. Een dergelijke zwaar criterium van ´seize quartiers´ gold er niet bij de ridderschappen in de Nederlandse Republiek.
Nienborg was ooit een klein centrum van de adel. Dit was in de naaste omgeving ook het geval bij het stift Metelen. In deze stiftskerk bevinden zich twee grote epitafen van abdissen, waarop bij ieder zestien kwartieren zijn aangebracht. Het zal geen verbazing wekken, dat die ook in verband staan met Von Heyden. Verder was iemand uit het geslacht Von Ketteler er ooit abdis. De grafelijke tak Von Heyden/ Van Heiden die havezate Laarwoud bewoonde in Zuidlaren (Drenthe), voerde het oorspronkelijke familiewapen, vermeerderd met Von Ketteler. (Deze tak stierf in 1886 uit).1
De katholieke Von Heydens zijn pas in de twintigste eeuw in de Nederlandse adel opgenomen met het predikaat jonkheer. Maar als een ´grensfamilie´ waren er hier eigenlijk altijd al familiebanden. Door het huwelijk in 1839 van Hubert von Heyden met de erfgename van havezate de Eeshof in Twente werd Von Heyden, van de tak Wohnung, uiteindelijk een Nederlands geslacht.
Tenslotte doet zich een bijzonderheid voor op het gebied van emblemen: De spelers van voetbalvereniging De Graafschap uit Doetinchem dragen club-kleuren, die identiek zijn aan het wapen Von Heyden (zie afbeelding). De drie witte strepen op het blauwe sportshirt zijn gebaseerd op de drie bloemen in het Doetinchemse stadswapen. Dit is een Gelders motief. De hierboven reeds genoemde graaf Hendrik van Gelre had een zoon graaf Otto en een kleinzoon graaf Gerard, die beide aantoonbaar drie bloemen op hun schild voerden. Deze worden ook als rozen omschreven. Het zijn geen heidenbloemen (St. Janskruid).
Van der Heyden van Doornenburg
Generaties achtereen was de familie Van der Heyden in de stad Doetinchem woonachtig, in het inmiddels verdwenen Admiraalshuis aan de Waterstraat. Stamvader was Hans Fögh, of Fögk, overleden te Wismar (D) in 1556. Diens zoon Arndt is om geloofsredenen van Mecklenburg naar Gelderland uitgeweken. Hij kwam reeds met de geslachtsnaam Van der Heyden voor. Arndt trouwde in 1597 met Wendela Canis. Haar halfoom was de invloedrijke kerkleraar en jezuïet Petrus Canisius (Peter Kanis). Hij draagt de eretitel ‘tweede apostel van Duitsland’ en is in 1925 heilig verklaard. Veel scholen en kerken in Duitsland vooral zijn naar hem vernoemd. De familie Kanis was een magistraatsgeslacht uit Nijmegen.
In het Valkhof Museum aldaar bevindt zich als bijzonderheid een drieluik, dat in opdracht van Petrus’ vader, Jacob Kanis, werd vervaardigd (1526). Er waren nog latere huwelijken bij Van der Heyden, die in relatie stonden met het geslacht Kanis. (Het woord ‘kanis’ betekent: mand).
In 1691 verkreeg Joannes van der Heyden onder andere het huis Baak (gemeente Bronckhorst), maar hij bleef met zijn gezin in Doetinchem wonen. Door het huwelijk van diens gelijknamige kleinzoon Jan met Geertruy van Hertefeldt erfde de familie Van der Heyden op termijn kasteel Doornenburg (in de Betuwe). Het geslacht Van Hertefeldt is uit het grensgebied afkomstig. Dit blijkt duidelijk als men de achternamen van Geertruy’s grootouders beziet. Die waren: Hertefeldt – Beverfoerde (Nienborg) en Bemmel – Von der Tinnen.
Kasteel De Doornenburg was verkregen via de familie Van Bemmel tot Bemmel. Lange tijd werd het nog bewoond door de echtgenote van Jan van Bemmel, te weten Clara von Dellwig tot Nienborg. (Clara kwam van Hof von Raesfelt, in Heek – Nienborg, Westfalen. Zij was een schoonzuster van Geertruy van Hertefeldt). In 1847 overleed Clara kinderloos.
Het is de vraag of de familie Van der Heyden -aanvankelijk met de toenaam ‘van Baak’, maar later ‘van Doornenburg’- als nieuwe eigenaar veel plezier heeft beleefd aan dit grote kasteel in de Over-Betuwe. Men is er niet gaan wonen. En in 1936 werd het van de hand gedaan door baron Alexander van der Heyden (1874 – 1961). Tijdens de oorlog is het hoofdgebouw van De Doornenburg compleet verwoest. Nadien werd het opnieuw als een robuust, middeleeuws, kasteel opgebouwd. Daarmee is het monument toch de trots van de bevolking in de regio. De markante burcht is vanaf de dijk langs het kanaal goed te zien en is gemakkelijk te herkennen door de hoge uitkijktoren. De populaire televisieserie ‘Floris’ werd er in de zestiger jaren gedeeltelijk opgenomen.
Voornoemde Alexander van der Heyden was de enige stamhouder. Hij trouwde in 1900 met Christine von Mengden. Zij werden de ouders van twee dochters en een zoon, wederom Alexander geheten (1906 – 1973). Hij was gedurende twee decennia burgemeester van Denekamp, van 1951 tot 1971. Ook laatstgenoemde Alexander werd vader van enkele dochters en slechts één zoon. Met hen zal het Gelderse geslacht Van der Heyden eindigen. Er staan foto’s van familieportretten op internet. Vanwege de band met Petrus Canisius is als illustratie bij dit artikel voor een moderne uitbeelding van deze heilige gekozen.2
Tenslotte dienen er beslist twee monumenten te worden genoemd, die in opdracht van de familie Van der Heyden zijn gebouwd. Bedoeld zijn de kerken van Vierakker en van Baak (beide in gemeente Bronckhorst). Daarvan is de eerste in 1870 ingezegend. De rijke decoratie in deze parochiekerk oogst veel bewondering. De kerk van Baak is opvallend groot en van binnen ook mooi. Deze ruimte wordt onder meer voor concerten gebruikt. Bij de kerk bevindt zich een beeldentuin en het Beeldhouwatelier Baak (zie Facebook). Vermeldenswaardig is het verder dat er over Huize Baak onlangs een boek is verschenen. In 1868 vererfde het landgoed op de familie Helmich en bleef bijna een eeuw in deze familie. De auteur is er geboren.
Adellijke titel
Uit het voorgaande bleek reeds, dat het geslacht Von Heyden (Wohnung/Nienborg) het predikaat jonkheer heeft. Eigenlijk is deze rang bescheiden voor een familie met zoveel geschiedenis. Er werd immers steeds adellijk (‘ebenbürtig’) getrouwd. Dit was in het Münsterland noodzakelijk om mee te tellen. (Zestien kwartieren als vereiste voor de ridderschap en voor het stift). De Westfaalse adel had daardoor in zijn algemeenheid meer prestige dan die van de Republiek. Bovendien heeft Von Heyden door onderlinge huwelijken Hollandse en Zeeuwse voorouders in de kwartieren (Van Wassenaer gen. Duvenvoirde, Van Renesse). Weliswaar kwam er ook een klinkende naam als Van Raesfelt -waar Von Heyden sterk mee verbonden was- voor op de lijst van Nederlandse adellijke geslachten, met eveneens slechts het predikaat jonkheer. Dit sloeg echter maar op één persoon, Dirk van Raesfelt (1755 – 1828).3 Gezien zijn leeftijd had een officiële titel geen zin meer voor hem. Bij Von Heyden ligt de situatie anders. Men had eigenlijk wel baron willen zijn.
Van het andere, Gelderse, geslacht dat hierboven is besproken, werd Joost van der Heyden ‘van Baak’ in 1822 verheven tot baron bij recht van eerstgeboorte. Dit overkwam slechts zeer weinig katholieken in ons land. (Een tweede voorbeeld is te vinden bij Michiels van Kessenich. De adelsverheffing met een primogenituurtitel voor De Wijkerslooth gebeurde in de Oostenrijkse Nederlanden). Titels bij recht van eerstgeboorte behoren in het koninkrijk Nederland alleen toe aan geslachten, die tot de nieuwe adel behoren. (Daarop bestaat slechts één uitzondering: Willem graaf van Lynden, geboren in 1978. Maar hij is in het buitenland woonachtig).4
Het adelsbeleid is op veel punten discutabel en onevenwichtig. Bij de Gelderse Van der Heydens is de oudste zoon steeds baron ‘door een koninklijke gunst’. Daarmee vergeleken zou de erfelijke titel van baron op alle voor Von Heyden echter zeker niet misstaan.
Familiewapens met engelen
Onder de Nederlandse adel is er geen enkel geslacht, dat een engel op het wapenschild voert als heraldisch embleem. Maar er zijn wel wapens, waarbij engelen als schildhouder of schildwachter (’tenant’) voorkomen. Soms zijn deze engelen eigenlijk een herinnering aan een heilige. Dit geldt voor de geslachtswapens Boreel en De Villeneuve. De uitgestorven families Munter en Warin waren aan elkaar verwant. Hun wapens lijken gedeeltelijk op elkaar. De Bourbon de Parme tenslotte voert ongeveer dezelfde wapenelementen als bij het oudere stamwapen De Bourbon. Ter onderscheiding kregen de engelen echter ieder een palmtak in de hand extra.5 De wapenspreuk van het Huis Parma is: Dieu et Dies (God en de Tijd). Hieronder volgt nog een nadere toelichting op de wapens.
Boreel
In de 17e eeuw werd beweerd, dat de familie Boreel zou afstammen van Ramón Borell, graaf van Barcelona (972 – 1017). De patrones van Barcelona is Sint Eulalia. De kathedraal van die stad is mede aan haar gewijd. Bij het huidige blazoen van Boreel dienen de engelen als verwijzing naar Sint Eulalia en naar de graven van Barcelona, later koningen van Aragon.
De Villeneuve
Een telg van dit geslacht was de heilige Rosaline van Villeneuve – les – Avignon (1267 – 1329).
Warin
De wapenspreuk bij Warin luidde: Vivit post funera virtus (vertaald: De deugd overleeft de dood). Veel gelovigen beschouwen engelen als begeleiders van de ziel. De engelen bij het wapen Warin houden verband met het motto en duiden op voortleven.
De Bourbon de Parme
Volgens een legende uit de late Middeleeuwen, ontving de Merovingische koning Clovis (ca. 466 – 511) het wapenschild met de lelies van een engel tijdens de slag bij Tolbiac (Zülpich, 496), die hij eerst dreigde te verliezen, maar nu toch won. Dit vormde voor Clovis de aanleiding, om het geloof van zijn vrouw aan te nemen. Hij werd katholiek en liet zich in Reims dopen. Later werden de Franse koningen in de kathedraal van Reims gekroond en gezalfd. Het chrisma voor de zalving was volgens de legende eveneens met het leliewapen uit de hemel meegekomen. De Bourbons (Huis Capet) toonden door deze legende, dat zij zich als opvolgers van de Merovingische koningen beschouwden. Sinds ongeveer het jaar 1380 droeg de koning van Frankrijk verder de pauselijke titel Sa Majesté Très Chrétienne.
Over de rechtmatigheid van de inlijving bij de Nederlandse adel van het gezin de Bourbon de Parme in 1996, als Zijne/ Hare Koninklijke Hoogheid, bestaan verschillende zienswijzen.
Het gezin Bourbon – Parma wordt overal als een prinselijke gezin beschouwd. Daarom is het de vraag, of de inlijving bij de Nederlandse adel noodzakelijk was. Indien het niet was gebeurd, zou het oudste kind van prins Carlos, dat in 1997 is geboren als Carlos Hugo Klynstra, op den duur weliswaar de achternaam van zijn vader hebben gekregen, maar dan zonder officiële titel prins en ook zonder predikaat. De tijd staat niet stil en enkele moderniseringen bij het adelsrecht zijn misschien goed. Maar historisch gezien is het predikaat Zijne/ Hare Koninklijke Hoogheid onderhand een leeg begrip geworden. Het geschil om de naamskeuze ‘de Bourbon de Parme’ dat in 2015 is begonnen en in 2018 in het voordeel van Hugo Klynstra werd beslist, markeert eens temeer een verandering in opvattingen over wat wordt verstaan onder: adel, koninklijk, wettige geboorte, betekenis van het huwelijk, afstamming.
(De redactie heeft de tekst van dit subkopje ingekort.)
Wapen Snouck Hurgronje
In de vorige Nieuwsbrief is er een bijdrage over de familie Snouck Hurgronje opgenomen. Dit geslacht telde een aantal predikanten. En eerdere voorouders maakten deel uit van het stadsbestuur van Vlissingen. Als illustratie bij het genoemde artikel werd voor het familiewapen gekozen, maar zonder er een nadere toelichting op te geven. Toch intrigeert dit geslachtswapen, dat er indrukwekkend uitziet. Op het centrale schildje bevindt zich een adelaar met een lelie op de borst. Dit was reeds eerder het blazoen van het geslacht Snouck uit Dordrecht. In 1734 trouwde mr. Jacob Hurgronje met een telg uit deze familie Snouck. Hun zoon noemde zich Snouck Hurgronje (1762). De herkomst van het hartschild is hiermee verklaard. Maar hoe zag het wapen Hurgronje er vanouds uit? Zoals het zich nu voordoet, met een boom en ankerkruisjes, lijkt het op het eerste gezicht een samenstelling (afleiding) te zijn van andere wapens -wederom- Snouck.7 Er waren ook toen al meer geslachten met deze naam, die niets met elkaar van doen hadden.
Ooit was ‘snoec´ een voornaam. En er bestond een Gelders geslacht van ministerialen, ‘Snoec’ geheten. De snoek als vissensoort jaagt en is onstuimig. Die verzwelgt zelfs de eigen soort. Terwijl een vis in zijn algemeenheid eigenlijk symbool staat voor: leven. Zoals reeds naar voren werd gebracht, zijn er dus meerdere wapens Sno/e/u/(c)k. Op een aantal ervan is helemaal geen snoek te vinden als heraldisch figuur. Soms staat die weliswaar niet op het schild, maar is er wel een vis boven de helm opgenomen. Dit is het geval bij het geadelde geslacht Snoeck, dat prominent was in Gorinchem. (Met de leus: ‘Snoek in het water kloek’. Tot hetzelfde geslacht behoorde de tak Snouck van Loosen uit Enk-huizen). Ook het van oorsprong Vlaamse geslacht Snouckaert (van Schauburg) voerde ooit een snoek als ‘helmteken’. Hoe de oudste zegels met het wapen Hurgronje eruit zagen, dient nog te worden uitgezocht.
Tenslotte
Het Lutherjaar vormde de aanleiding om religie als leidraad te nemen voor de te bespreken families. Niet alles is aan bod gekomen. Aan enkele geslachten zal later nog eens aandacht worden geschonken. Te denken is aan: De Geer, Van Lamsweerde, of Versélewel de Witt Hamer. Bij de Nederlandse adel zijn de meeste geslachten vanzelfsprekend protestant. Maar een enkel geslacht, of een tak ervan, is weer teruggekeerd tot het katholieke geloof. Dit doet zich voor bij: Von Geusau, Graafland, Van Heeckeren, Van de Poll, Van Rappard, Tulleken, Van Weede en Zu Stolberg.
Religie blijkt in Europa soms nog een zaak van de overheid te zijn. In 2016 werd Jezus Christus symbolisch tot koning van Polen gekroond (te Krakau). Eerder werd van hem in dat land het grootste standbeeld ter wereld opgericht, waarvoor pastoor Zawadzki het initiatief nam.8 De heilige maagd Maria is al sinds 1656 koningin van Polen (icoon van de zwarte madonna). Opmerkelijk zijn in ons eigen land tenslotte de huwelijken van de prinsen van Oranje. Nederland kent in totaal zeven prinsen uit het Huis Oranje, namelijk drie broers Van Amsbergs en vier broers Van Vollenhoven. Van hen trouwde niet alleen koning Willem – Alexander met de katholieke Máxima Zorreguieta. Want diens neven Van Vollenhoven hebben alle vier nota bene eveneens een katholieke huwelijkspartner.
Maarten Luther koos voor een sierlijke zwaan als embleem, in reactie op wat Hus (de naam betekent ‘Gans’) eerder als ketter was aangedaan. Is daarmee gezegd, dat een gans een minder geschikt heraldisch figuur zou zijn? Zeker niet, want een gans staat bekend als een betrouwbaar waakdier. Vermeldenswaardig is in dit verband ook het Duitse geslacht Gans (inderdaad een gans als wapen voerend), dat reeds sinds de Middeleeuwen voorkomt met de titel ‘Edele Heer van Putlitz’. (Bijvoorbeeld Johannes Gans Edler Herr zu Putlitz). Deze familie is met andere woorden ‘Gans Edel’ en geniet daardoor ongetwijfeld het hoogste aanzien.9 Daarentegen zal het de nodige hilariteit hebben gegeven, wanneer een Nederlandse jonker of baron Gansneb in een gezelschap werd geïntroduceerd. (Dit geslacht is in 1932 uitgestorven). Misschien voerde men daarom een extra naam erbij. Die luidde voluit: baron(es) Gansneb genaamd Tengnagel.10
Titus van Bönninghausen
Oorspronkelijke publicatie: Luther en religie (slot). Von Heyden, Van der Heyden in Nieuwsbrief Adelsvereniging 12 (2018 – II) 26-32.
Voetnoten
1. Overigens was de grootmoeder van stadhouder Willem IV (1711 – 1751) een dochter van de hertog van Koerland, uit het Huis Von Ketteler.
2. Voor de portretten zie online: Genwiki Gelderland Van der Heyden. Gegevens van de burgerlijke tak vindt men er onder: Parenteel van Hans Fögk. Het raam van Canisius is vervaardigd door Jan Verhallen (1997) en bevindt zich in de Nijmeegse Molenstraatkerk.
3. Van Raesfelt was een oudere tak uit het edelvrije geslacht Van Gemen. Ursula van Raesfelt trouwde in de 17e eeuw met Godert van Reede van Amerongen, 1e graaf van Athlone. Zij bracht hem meerdere goederen aan, waaronder een ‘Hof’ te Nienborg. Het huis van de graven van Athlone in Den Haag werd ‘Nijenburg’ genoemd, hetgeen een verwijzing was naar Nienborg in Westfalen. Het pand in Den Haag bevond zich op een bekend punt, namelijk op de hoek van de Kneuterdijk (nr. 2, 2b) en de Plaats (nr. 26). In 1908 werd het vervangen voor het huidige gebouw.
4. De vier Rotterdamse geslachten bij de Nederlandse adel hebben alle een titel bij recht van eerstgeboorte (Gevers, Groeninx, Van Hogendorp en Van Nijevelt). Meer bijzonderheden hierover en over de primogenituur in: Van Adel, Nieuwsbrief, 10 (2016 – I) 42 – 57.
5. Een afbeelding van het wapen in Van Adel, Nieuwsbrief, 10 (2016 – I) 35
6. Zie voorlopig Van Adel, Nieuwsbrief, 2 (2008); 9 (2015 – I). En voor een tegenovergestelde mening: 10 (2016 – I en II).
7. Zie online bij ´Snouck’: 1. argent, a tree vert; 2. quarterly – a cross anchored. Vermeld op de site: coats – of – arms – heraldry.com; General Armorial of Europe by Rietstap. De gegevens van de heraldicus J.B. Rietstap dienen echter ook nader te worden gecontroleerd.
8. Meer hierover in Van Adel, Nieuwsbrief, 5 (2011 – I) 21. En verder Jenne J. Holtland: ‘De koning van Polen heet Christus’, in de Volkskrant, 21 november 2016, pagina 2
9. In het spraakgebruik klinkt ‘Gans’ of ‘Ganz’ Edle(r) hetzelfde. En het Nederlandse woord voor ‘geheel’ is in het Duits weliswaar ‘ganz’, maar in het Plattdüütsch ‘gans’.
10. In de Bovenkerk te Kampen bevindt zich een wapenbord Gansneb gen. Tengnagel – Mulert, waarop van ieder vier kwartieren.
Literatuur
U. Frede en B. Spies (red.): Kastelen en Schlösser, leven in historische adellijke huizen in het Nederlands – Duitse gebied (2008)
F. Helmich: Verhalen rondom Huize Baak (2018)
J. Koekkoek: De heerlijkheid Baak, geschiedenis van een Achterhoeks dorp (1990)
H. van Koningsbrugge: De voorzienigheid regeert!Louis van Heiden, admiraal in Russische dienst (2017)
J. Kooimans: Floris, het complete verhaal achter de succesvolle televisieserie (2018)
J. Kossmann – Putto: “Ritmeesters in Utrecht en Gelre op het eind van de Middeleeuwen”, in Over middeleeuwse geschiedenis, elf opstellen (2009) 151 – 163
J.K.H. van der Meer: Van de prins geen kwaad. De dagboeken van S.G.P. van Heiden Reinestein (2007)
J.K.H. van der Meer: Vanuit de koets bekeken (2013) Nederland’s Adelsboek, 85 (1995) 1 – 23; 86 (1997) 552; 92 (2007) 610 – 611 [Von Heyden]. Tevens deel 85, 161 – 174 en deel 86, 553 [Van der Heyden van Doornenburg]
M. de Meyer en P. Verhoeven (red.): Kerkinterieurs in Nederland (2016) 246 – 249
J. Wermert en H. Schaten: Heek und Nienborg. Eine Geschichte der Gemeinde Heek (1998)
J. Wermert “Nienborg (Heek)” in: Westfälischer Städteatlas, X – 4 (2008)