Onlangs vond er bij de Universiteit van Maastricht een opmerkelijke promotie plaats, met als onderwerp het Nederlandse adelsrecht. Van het proefschrift is al direct een mooi geïllustreerd boekwerk gemaakt. Door de titel ‘Nederlands adelsrecht, wettelijke adeldom als historisch gegroeid instituut’ kan men denken met een historisch onderwerp van doen te hebben. Want juist door de voorrechten was adel tijdens het ancien régime als aparte stand herkenbaar. Maar aangezien Nederland toen nog niet als zodanig bestond, kon er ook geen sprake zijn van een uniform Nederlands adelsrecht. Het onderwerp betreft dan ook: het hedendaagse Nederlandse adelsrecht en de geschiedenis ervan. De ingewikkelde boektitel wijst erop dat de auteur met zijn werk een programma voor ogen heeft, zodat de lezer is gewaarschuwd.

Wapen van Hugo de Groot

De auteur, tevens promovendus, is mr. Egbert J. Wolleswinkel, in het dagelijks leven secretaris van de Hoge Raad van Adel. Als zodanig heeft hij te maken met het registreren van personen met een adellijke naam, waarvan er in Nederland bijna 8.400 zijn. Door veranderingen in de samenleving en door nieuwe wetgeving is daar het nodige over te doen. Daarbij is te denken aan eenouder-gezinnen, naamkeuzerecht, erkend vaderschap, dubbele nationaliteiten en de werking van de Wet op de adeldom uit 1994. Overigens klinkt ‘Hoge’ in ‘Hoge Raad van Adel’ indrukwekkend, maar is er geen lagere raad onder, zodat het om een gewone Raad van Adel gaat. (En het mag al helemaal niet worden verward met de Hoge Raad der Nederlanden, ons hoogste rechtscollege). De Hoge Raad van Adel is een adviesorgaan voor de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. De Raad adviseert ook over titels bij de adel en voor leden van het koninklijk huis (en ex-leden), over wapens, emblemen en vlaggen.

Zonder op het hele boek te willen reageren, is een centraal thema erin het vererven van titulatuur. Bij het koninklijk huis is dit in ‘vrouwelijke lijn’ mogelijk (te beginnen met koningin Juliana; zij heette door haar vader eigenlijk van Mecklenburg). Bij de adel kan daarentegen de adellijke hoedanigheid -dat wil zeggen een titel als ridder, baron, burggraaf, graaf en het predikaat jonkheer- alleen door de vader worden doorgegeven, dus alleen in rechte lijn(!), en niet door de moeder. Dit is bepaald in een rechterlijke uitspraak, die gebaseerd is op de Wet op de adeldom.

De oorsprong van dit opmerkelijk verschil (of onrechtvaardig verschil) van overgang van de titel zou volgens de promovendus in een resolutie van de Staten-Generaal uit 1748 zijn te vinden. Die gaat weer terug op een familieverdrag van de Nassaus uit 1736. Inderdaad is toen door vertegenwoordigers van de verschillende takken Nassau vastgesteld, dat de naam, titel en wapen via een erfdochter konden vererven, naast de bezittingen. De reden was, dat anders bezit verloren zou gaan bij uitsterven in de mannelijke lijn. Want dit was met het prinsdom Oranje gebeurd, toen het vanwege het uitsterven van de tak van Willem de Zwijger in 1702 aan Frankrijk kwam. (Het prinsdom was in omvang iets groter dan het eiland Texel hier). De Nassaus waren nadien geen regerend prins meer van Oranje (Orange) en kregen pas in 1732 van Pruisen toestemming tot het voeren van de papieren titel prins van Oranje.

Een andere beproefde methode om de goederen bij elkaar te houden was het huwelijk tussen neef en nicht, althans tussen verwanten. (Zo waren bij stadhouder Johan Willem Friso, 1687-1711, drie van de vier grootouders van zichzelf een geboren van Nassau). Maar die samenhang met het ‘strategisch’ trouwen dat destijds vanzelfsprekend was en dus niet juridisch is verankerd, wordt door de auteur niet aangeroerd. Dit is zeker opmerkelijk, want het fenomeen kreeg de laatste jaren nog aandacht via TV, internet en publicaties, toen er over de ‘laatste afstammeling van Nassau’ is bericht (in rechte lijn en wettig): Clotilde van Nassau-Merenberg, psychiater. Hoewel zij in het Duitse Wiesbaden woont, stamt zij tevens van de Nederlandse stadhouders af. Haar voorouder Karel Christaan van Nassau-Weilburg was getrouwd met Carolina van Oranje-Nassau. Zij hebben in Den Haag Paleis Korte Voorhout laten bouwen, ofwel Hôtel Weilbourg, de huidige Koninklijke Schouwburg. Deze culturele achtergrond maakt wel duidelijk dat het teruggrijpen op een resolutie uit 1748 niet meer van deze tijd is, nu we te maken hebben met het verburgerlijken van de koninklijke huizen.

Tijdens de behandeling van de Wet op de adeldom uit 1994 werd er overigens een ander argument naar voren gebracht voor het verschil in het vererven van de titel bij de adel en bij het koninklijk huis. Terwijl bij de adel het ‘historisch karakter’ zou worden aangetast door vererving van de adellijke titel ook via de moeder mogelijk te maken, zou dit voor voor het koninklijk huis niet gelden. Daar is overgang van de titel (ook) via vrouwelijke lijn mogelijk vanwege ‘het zwaardere gewicht dat het heeft door de publieke en constitutionele aspecten ervan’. Wolleswinkel geeft deze overwegingen helder weer. Toch vermeldt hij niet en detail hoe het in het individuele geval voor iemand is, die de familieportretten en familiestukken van zijn adellijke moeder erft en daarom tevens haar naam, inclusief titel wil voeren. Het overgaan van haar titel is niet toegestaan volgens meerdere rechterlijke uitspraken. (Een overzicht ervan vindt men achterin het boek).

Een beroep op het anti-discriminatiebeginsel en het gelijkheidsbeginsel voor man en vrouw slagen niet. Als een cynisch tegenargument wordt daarbij gegeven dat de regeling eerlijk is, omdat zowel de zoon als de dochter geen adeldom kan verkrijgen via de moeder. Wolleswinkel verzuimt te vermelden, dat in geval van adoptie het adoptiekind mét de naam van de adellijke adoptievader volgens de Wet op de adeldom eveneens diens titel of predikaat verkrijgt. Dit feit levert een moeilijk te verteren resultaat op voor het kind van een adellijke moeder, zeker als de erfenis van haar kant afkomstig is.

Overigens heeft het bijna geen zin om te procederen op basis van de Wet op de adeldom. De rechter mag niet in de uitvoerende taak van de minister van Binnenlandse Zaken treden, tenzij de minister evident onredelijk beslist. Om dat te beoordelen moet je bovendien verstand hebben van adelsgeschiedenis, wat toch te veel gevraagd is. Bij een zaak waarin erkenning van Nederlandse inheemse adeldom werd geclaimd, omdat de familie aantoonbaar met een stamboom is opgenomen in een 18e eeuws boek over Nederlandse adellijke families, werd desondanks door de minister afwijzend beslist en de rechter liet het erbij.

Maar bij recente opnames in de Nederlandse adel van oorspronkelijk buitenlandse adel, bleek de minister weer opvallend ruimhartig (terwijl het adelsbeleid terughoudend behoort te zijn volgens de Memorie van Toelichting op de Wet op de adeldom). Hierover is gepubliceerd en geprocedeerd, omdat het als willekeur wordt gezien. (Zie bijvoorbeeld op internet: ‘Mislukt adelsbeleid’). Wolleswinkel rept er echter nauwelijks over. Daarbij ging het onder andere om de vier kinderen van hertog Karel Hugo de Bourbon-Parma. Zij zijn bij ons als Spaanse adel ingelijfd. Maar volgens de Spaanse overheid behoren zij niet tot de adel van dat land. Bovendien is de Spaanse adel heel anders ingericht, eerder vergelijkbaar met de Britse, die bij ons níet kan worden ingelijfd. (Want in Spanje hangt de adeldom direct samen met het graafschap, de baronie enzovoort -dus met het territorium- die op één persoon vererft; in ons land gaat het daarentegen om de adellijke familienaam met de rang van graaf, of baron et cetera).

De dissertatie is niet het resultaat van onafhankelijke wetenschap en dient -ondanks de nodige wetenswaardigheden- met veel voorbehoud te worden gebruikt. Alhoewel de Hoge Raad van Adel de afgelopen twee eeuwen ook veel juiste adviezen heeft gegeven, komt de Raad er toch te mooi in naar voren. In het verleden had archivaris Jan Bijleveld, 1878-1952, reeds veel fouten vastgesteld in de genealogieën en opnames van de Nederlandse adel. Maar naar zijn naam en literatuur zoekt men vergeefs. Terwijl op internet integraal diens bekende en geruchtmakende publicatie is te vinden: ‘Over de geslachten behandeld in het Nederland’s Adelsboek’ uit 1948.

Verder gaat het proefschrift ook niet kritisch in op de titulatuur bij leden van het koninklijk huis. Koningin Juliana had halfslachtige oplossingen in het geval van prins Claus en voor de kinderen van professor Pieter en prinses Margriet, wat nadien alleen maar versterkt is. Bij prins Claus staat ‘jonkheer Van Amsberg’ foutief na ‘prins der Nederlanden’ (er bestaat geen ‘jonkheerschap’; jonkheer dient voor de doopnamen te staan, om slechts aan te geven dat iemand van adel is). De kinderen van prinses Margriet verder zijn: prins van Oranje-Nassau, Van Vollenhoven. Dit behoort logischerwijs andersom te zijn, eerst de familienaam en dan de titel met het domein, dus Van Vollenhoven, prins van Oranje-Nassau. (Vervang om dit gemakkelijk te horen anders het woordje ‘prins’ door iets als ‘baas’. Of om een Engels voorbeeld te geven: het is John Churchill, Duke of Marlborough en niet: John Duke of Marlborough, Churchill).

Opmerkelijk is vervolgens dat wel de onderscheidingsvlag van prinses Laurentien aan de orde komt, maar niet het wapen van prinses Máxima. Dit wapen is hoogst ongelukkig met symbolen van de Spaanse families Alba (Alva) en onderin golvend blauw (van de Atlantische Oceaan). Dit laatste betekent in Latijns Amerika: opstand tegen het kolonialisme door Spanje -zie de vlaggen van Venezuela, Colombia en Ecuador. Bovendien is de familie van prinses Máxima niet Spaans van oorsprong, zoals herhaaldelijk echter wel wordt verkondigd. Want haar vader, Jorge, is de achterkleinzoon van de Argentijn Mariano Zorreguieta, 1830-1893, die de onwettige zoon was van María, van wie hij zowel de voor- als de achternaam kreeg. Over dit alles is reeds gepubliceerd.

Het boek opent met een citaat van de vermaarde jurist Hugo de Groot. Zijn familie beweerde van vaderszijde, in rechte lijn dus, uit het geslacht Cornets te stammen, een jongere tak van het huis de Baux, vroegere prinsen van Oranje. (Een cornet of hoorn is het symbool voor Oranje). Beweringen dus. Maar de aparte regelingen voor het koninklijk huis zitten daar adelsrechterlijk bezien niet ver vanaf.

E.J. Wolleswinkel: Nederlands adelsrecht, wettelijke adeldom als historisch gegroeid instituut (2012); ISBN: 978-90-805689-6-9

Titus von Bönninghausen

Oorspronkelijke publicatie: ‘Promotie adelsrecht’, De Nederlandsche Leeuw, 130 (2013), p. 138-139.

Promotie Adelsrecht