De Nederlandse adel telde ooit negen geslachten, waarvan de voorouders tijdens de Republiek (1579 – 1795) tot de regenten van Rotterdam behoorden. Bij vier ervan, die trouwens nog in Nederland gevestigd zijn, heeft er steeds iemand een titel bij recht van eerstgeboorte of promigenituur. Het gaat om de families Gevers (baron primogenituur), Groeninx van Zoelen (baron prim.), van Hogendorp (graaf prim.) en van Zuylen van Nijevelt (graaf prim.) Daarnaast is jonkheer Prins van Westdorpe in België woonachtig (namelijk Philippe, *1973). Uitgestorven zijn bij de adel: van der Hoeven, van der Staal, van Teylingen en Verstolk.

Verder is Wittert van Hoogland weliswaar een Rotterdams geslacht. Maar de familie bleef katholiek, zodat leden ervan tijdens de Republiek geen openbare functies konden bekleden. Toch werden er telgen van het geslacht Wittert in de adelstand verheven. Dit was echter door de soeverein van de Oostenrijkse Nederlanden. Johan Wittert (van Valkenburg) werd in 1741 verheven met de titel ridder, vanwege diens loyaliteit aan het huis Habsburg en aan het katholieke geloof. In 1778 kreeg Evert Wittert (van Hoogland) de titel van baron bij eerstgeboorte.1

De grutto is het wapendier van Wittert van Hoogland

De familie van der Mey is van ons land vervreemd. Enkele leden ervan hadden ooit als schepen zitting in het stadsbestuur van Rotterdam. Maar het gaat hierbij niet werkelijk om een gevestigde Rotterdamse familie. Voor het inmiddels uitgestorven geslacht van der Heim geldt eveneens, dat slechts enkele leden er tot de magistraat behoorden.

Opmerkelijk is de opname in de adelstand van het geslacht van Lockhorst, dat overigens al sinds 1921 niet meer bestaat. Het ging om Rotterdamse familie, die echter niet tot het patriciaat behoorde. In 1816 werd Bernard van Lockhorst onder koning Willem I verheven. Later kreeg hij rangverhoging als ridder bij eerstgeboorte. De achtergrond van de nobilitaties waren, dat Bernard mogelijk reeds uit een middeleeuws, Utrechts, adellijke geslacht van Lockhorst zou stammen. Maar daar is nooit iets van gebleken. Historisch bezien waren de verheffingen voor van Lockhorst dus al te welwillend.

Er bestond trouwens wel ooit een prominente familie van zes eeuwen oud en met een herkomst uit Rotterdam, of directe omgeving. Bedoeld is het geslacht de Spangen d’Uyternesse (graaf, baron; 1350 – 1948), dat katholiek is gebleven en zich in de Zuidelijke-Nederlanden vestigde, later ook in Oostenrijk. Een ander, nog bloeiend, katholiek geslacht in België met duidelijke een naam uit het Rotterdamse, is dat van baron d’Overschie de Neerysche.

De baronnen Frederik Gevers (*1979), Robert Groeninx van Zoelen (*1963) en Oscar Wittert van Hoogland (*1954) wonen in respectievelijk Zwitserland, Zuid-Afrika en Engeland. In de bijdragen die hieronder thans volgen, is de auteur steeds Nederlands.

Andere namen

De stad Rotterdam telt veel vooraanstaande families van ondernemers. Om voor adeldom in aanmerking te komen, diende men echter vroeger een adellijke levenswijze te voeren. Er hoorde toen bij, dat men bij voorkeur geen handelsactiviteiten meer ondernam. Een grote naam was zeker van Rijckevorsel. Daarbij moet men in dit geval dus niet aan Brabantse adel denken, want hier is protestantse tak bedoeld. Die ambieerde het kennelijk niet, om te worden geadeld. Prominente leden ervan waren Abram (1790 – 1864) en diens kleinzoon Elie van Rijckevorsel (1845 – 1928). Laatstgenoemde was onder meer mede-oprichter van het Museum Boijmans van Beuningen.

In het boek door B. Oosterwijk: Haven-adel aan de Maas (1997) is een hoofdstuk aan jonkheer Otto Reuchlin (1842 – 1924) gewijd. Hij was grondlegger van de Holland-Amerika-Lijn. Alhoewel de titel van het boek symbolisch is bedoeld, mag het in dit geval letterlijk worden opgevat. Want de Reuchlins hebben al sinds 1492 een adelsdiploma. Een vermaard, internationaal, handelshuis is sinds twee eeuwen de firma Bunge. Dit heeft niets maken met de het militaire, adellijke, geslacht van Bunge.

Verder behoorden de broers Pieter en Engelbert van Berckel zeker wel tot het patriciaat. Zij waren echter patriots gezind. Pieter (1725 – 1800) was burgemeester van Rotterdam en de eerste Nederlandse gezant in Amerika. Om politieke redenen vestigde hij zich in de Nieuwe Wereld. Daar zette hij de familie voort. Engelbert (1726 – 1796) vormde samen met de Gijselaar en van Zeebergh het driemanschap van ‘aristocratische patriotten’. Dit Rotterdamse geslacht van Berckel stamde via bastaardij uit het oudadellijke Brabantse geslacht van die naam.

Den Beer Poortugael is een regentenfamilie uit Schiedam. Omdat het dorp Poortugaal gedeeltelijk tot Rotterdam behoort, is men snel geneigd om de oorsprong van Den Beer er eveneens te zoeken wat echter onjuist is. Tamelijk laat, in 1903, werden twee broers den Beer Poortugael geadeld. Zij waren beide militair en de oudste, Jacobus (1832 – 1913), was bovendien minister van Oorlog.

Het is overigens opmerkelijk dat de leden van de geadelde Rotterdamse families, die hier worden besproken, niet in de Maassstad bleven wonen, begin 19e eeuw. Telgen van de families Gevers, Groeninx enzovoort verhuisden vooral naar Den Haag, naar de residentie. Alleen jonkheer Prins wijkt daarin af.

Van Hogendorp: koning, wapen

Bij de herdenking van de vestiging van het koningschap onder de Oranjes, is het begrijpelijk dat er tevens speciale aandacht aan staatsman Gijsbert Karel van Hogendorp wordt besteed. Hij was de spil, om Willem I als vorst voor ons land te vragen. Maar het is daarnaast wel verrassend, dat Karel’s eigen broer, Dirk van Hogendorp, koning zou zijn geweest onder Napoleon. Dirk was Frans generaal en hij stond als aide de camp in direct contact met de keizer. Napoleon had hem in 1812 tot gouverneur-generaal van Litouwen benoemd. Hij werd toen tevens koning van dit gouvernement gemaakt, om hem meer gezag te geven over de lokale edelen (aldus historicus van Meerkerk). De veldtocht naar Rusland in dat jaar verliep voor de Fransen catastrofaal. En van het koningschap is verder niets meer vernomen. Bijzonder was het wel, dat Dirk in het testament van Napoleon werd bedacht.2

Hoogst opmerkelijk is het familiewapen van de tak van Hogendorp van Hofwegen uit 1748. Dit verving het oorspronkelijke wapen met de dwarsbalk, dat bijna twee eeuwen was gevoerd. Toen mr. Gijsbert van Hogendorp, heer van Hofwegen, door de keizer van het Heilig Rooms Duitse Rijk werd geadeld en tot graaf werd verheven (officiële bevestiging 1748), werd hem vergund het schild in vieren te delen met in vak I en IV de Duitse adelaar en in vak II en III de leeuw van Nassau (maar zonder de gouden blokjes, of streepjes) en als hartschild een watermolenrad. Boven de helmen zijn maar liefst vier toernooilansen geplaatst met banieren, wat in Nederland zeer ongebruikelijk is. (De heerlijkheid Hofwegen wordt weergegeven met de beide banieren, waarop een lelie en twee sterren staan). De tak Hofwegen is in de twintigste eeuw uitgestorven. Maar die behoort toch ook tot de voorouders van de huidige familie, door een huwelijk tussen neef en nicht van Hogendorp in de 18e eeuw. De afbeelding van het wapen is afkomstig uit het bekende Wapenboek door J. Rietstap (uit 1883).

Van Nyvelt. Falend adelsbeleid

Het oudadellijke geslacht van Zuylen was ooit zeer uitgebreid. Er bestonden meerdere takken van die het wapen, dat uit drie zuilen bestaat, in onderling afwijkende kleuren voerden. Het is niet aangetoond, dat het Rotterdamse familie van Zuylen van Nijevelt tot de middeleeuwse van Zuylens behoort. Eigenlijk is de stamnaam van de Rotterdamse patriciërs: van Nyvelt. Zij waren in de Republiek niet van adel. Daarom is de ‘erkenning’ als baron door koning Willem I onjuist. Want dit kon logischerwijs niet. Maar ‘verheffen’ had natuurlijk wel gekund. (De afbeelding bij dit artikel van het wapen van ‘Mr. Aernoud Zuijle van Nijeveld’, 1664 – 1731, komt uit de Atlas Maior door Ottens).

Deze fout is extra storend, omdat het wapen met de zuilen ook in overheidswapens wordt gebruikt. Aangezien de oude van Zuylens zeer prominent waren in het huidige grensgebied (de oorsprong van het geslacht ligt in Praest bij Emmerik), vindt men de drie zuilen terug in het wapen van de Duitse regio Borken, die aan de Achterhoek en aan Twente grenst. Men komt het tegen, bij het passeren van de grensovergang als wapen van de ‘Kreis’.

Om in die regio te blijven, daar ligt tevens de plaats Ahaus. Dit herinnert aan de inlijving bij de Nederlandse adel van leden van de familie Nahuys of van Nahuys (baron prim.). Ten onrechte werd toen verondersteld, dat het daarbij om een tak van de heren van Ahaus ging. (Van) Nahuys voert het geslachtswapen van de dynasten van Ahaus. (Het fungeert tevens als gemeentewapen en staat er dus aan de straat bij de gemeentegrens -zie tevens Schloss Ahaus, ofwel kasteel Ahuis/ Nahuys). Tenslotte was het oudadellijke geslacht van Bevervoorden (von Beverfoerde) er gevestigd. De huidige Nederlandse familie van Bevervoorden van Oldemeule zou erop zijn terug te voeren, vandaar de adelsverheffing in 1837. Maar er was sprake van misleiding, want de Nederlandse familie heette eigenlijk Engelbert.3 Uit deze voorbeelden blijkt wel, dat het Nederlandse adelsbeleid geregeld ernstig tekort schiet. Op zichzelf genomen is dit al ontluisterend. Het ligt helemaal gevoelig en het is mogelijk zelfs ergerniswekkend voor adel uit de grensstreek. (Want bijvoorbeeld von Heyden, of von Martels zijn zonder titel ingelijfd, als jonkheer dus. Terwijl baron von Heyden, of ridder von Martels niet had misstaan gezien hun genealogie).))

Primogenituur

De aanleiding van de verheffingen met het predikaat jonkheer bij leden van de besproken geslachten zijn meestal gemakkelijk te begrijpen. Van iedere begunstigde waren meerdere voorouders namelijk schepen, burgemeester of vroedschap geweest. De redenen waarom er vervolgens een titel bij recht bij eerstgeboorte werd verleend, kunnen zeer uiteenlopend zijn.

Bij Groeninx van Zoelen was dit de verkleefdheid aan het Huis Oranje. Daar zijn meer voorbeelden van te geven, zoals de Limburgse familie Michiels van Kessenich (baron prim.). En voor Gevers was -­zoals we in de bijdrage door Arnold Gevers hebben gezien-­ de reden van de titel baron, de uitstraling die het had in de diplomatieke wereld. Ook deze titelverlening staat niet op zichzelf. Voor de verheffing van Gaspard Testa als baron (prim.) in 1847 zal dit eveneens een oorzaak zijn geweest.

Als herinnering aan het vestigen van de monarchie werd in Den Haag bij het vijftigjarig jubileum in 1863 de eerste steen gelegd voor het ‘Monument 1813’. Het werd enkele jaren later, in 1867, onthuld. Uit erkentelijkheid, maar ook om de feestelijkheden luister bij te zetten, werd in die periode de jongste zoon van graaf (prim.) Gijsbert Karel van Hogendorp, te weten jonkheer Frederik van Hogendorp, tot baron ‘op allen’ verheven (1867/ 1868).

Een later jubileum vormde op dezelfde wijze aanleiding tot zelfs een soort lintjesregen. Want toen Willem III in 1874 zijn 25-­jarig koningschap vierde, werd bijvoorbeeld jonkheer Herman Röell tot baron bij primogenituur verheven. (Diens broer Willem Röell was dit reeds). En graaf Rutger Jan Schimmelpenninck (1821 ­- 1893) zag in 1874 zijn primogenituurtitel graaf uitgebreid tot: graaf op allen. De commissaris van de koning in Zeeland, baron Rudolph van Lynden, werd tijdens die gelegenheid graaf bij eerstgeboorte. Daarmee is van Lynden overigens de enige familie van oude adel, waarvan een tak een primogenituurtitel heeft. Verder werd de burgemeester van Amsterdam, mr. Jacobus den Tex (‘Koo’), toen geadeld, hetgeen zonder regeringsjubileum waarschijnlijk niet zou zijn gebeurd. Er waren nog meer adelsgunsten bij dit zilveren jubileum.

Philip van Zuylen van Nyevelt (1743- 1826) kreeg in 1822 de titel van graaf (prim.) verleend. Eerder was hij in de Napoleontische tijd comte de l’Empire geweest. Ondanks dat het slechts om een persoonlijke titel ging van comte, heeft dit waarschijnlijk een rol gespeeld bij de latere titelverlening als graaf. Vergelijkbaar hiermee is de verlening van de titel ridder (prim.) bij van der Does de Bye (reeds chevalier de l’Empire in de Franse tijd). De hierboven genoemde Orangist Michiels van Kessenich was vroeger overigens al tot baron de l’Empire verheven (persoonlijk).

Documentatie

Voor een indruk van 18e eeuwse Rotterdamse regenten is het boekje door P. Grimm heel geschikt: Heeren in Zaken, de Kamer Rotterdam van de VOC (1994). En mooi is verder de kaart van de stad, die Johannes de Vou in 1694 opdracht van de stedelijke overheid heeft gemaakt. Daarop is de plattegrond van Rotterdam te zien met tevens een zicht op de Maasstad en de belangrijkste gebouwen. Bovendien zijn de wapens van de regenten eraan toegevoegd. Deze kaart is onder meer afgebeeld in een bijdrage over het geslacht Gevers in het blad De Nederlandsche Leeuw.4

Titus von Bönninghausen

Oorspronkelijke publicatie: Rotterdamse families, in: Van Adel, Nieuwsbrief van de Nederlandse Adelsvereniging, 2016-I, p. 42-43, 53-57.

Voetnoten

  1. Op Internet staat een lemma over René Wittert van Hoogland (1906 – 2004). Diens broer Evert (1905 – 1987) werkte als jurist bij grote firma’s (AKU, SHV). Hij was voorzitter van Advocaten voor Internationaal Recht en nam deel aan bijeenkomsten van de Bilderberggroep. Door zijn contacten vond hij veel buitenlandse musici bereid, om in het Arnhemse Concertgebouw ‘Musis Sacrum’ op te treden. Zie voor het geslachtswapen Wittert van Hoogland: Van Adel, Nieuwsbrief, 4 (2010-I) 18 en 21. De vogels onderin het schild zijn grutto’s. Hun roep is meestal een herhaald ‘wíétuh’, wat in de buurt komt van ‘Wittert’.
  2. E. van Meerkerk: De gebroeders van Hogendorp, botsende idealen in de kraamkamer van het koninkrijk (2013) 213 – 214, 305. De auteur kan zijn bron over Dirk als koning (Thierry de Hogendorf) echter niet meer terugvinden in: Correspondance générale de Napoléon Bonaparte. 1812, La campagne de Russie (2012; uitg. Fondation Napoléon, deel 12; 1530 pagina’s). Afstammelingen van Dirk van Hogendorp zijn er heden via Bosch van Drakestein en s’Jacob. Op internet is er veel over het geslacht van Hogendorp te vinden. Zie voor een index: https://nl.wikipedia.org/wiki/Categorie:Van_Hogendorp. De acht heraldische kwartieren van Willem van Hogendorp,1841 – 1904, zijn afgebeeld in Van Adel, Nieuwsbrief, 4 (2010-II) 21.
  3. A. Gevers ‘Op valsche voorspiegeling. De adeldom van de families Van Bevervoorden en Van Binckhorst’, in Virtus, 1 (1994) 35 -39.
  4. J. de Vou en R. de Hooghe: Caart van de stad Rotterdam (1694; facsimile 1968); P. van de Laar en M. van Jaarsveld: Historische atlas van Rotterdam (2004) 22; De Leeuw, 123 (2006) 169 – 170. Tenslotte geeft E. Engelbrecht een overzicht met namen van De vroedschap van Rotterdam, 1572 -1795 (1973).
Rotterdamse families

2 thoughts on “Rotterdamse families

  • 13 augustus 2016 om 04:03
    Permalink

    Deze site is zeer recommandabel, echter mist een belangrijk aspect.
    Gaande verder terug dan het Nederland als Koninkrijk oud is,
    ontbreken de Zuidelijke Nederlanden.
    Wat te denken bij het gemis van het geslacht Schetz van Grobbendonck, welke telgen een
    niet belangrijke rol hebben vervuld als het gaat om de 80 jarige oorlog.
    Te denken is aan de financier der Spaanse (of in Spaanse dienst) militie in de Nederlanden:
    Gaspar Schetz,
    En de val van de stad ‘s-Hertogenbosch (14 sept 1629) kan niet beschreven zonder
    haar gouverneur van destijds;
    zijn zoon Mr Antonie Schetz Baron van Grobbendonck, (1561-1640) o.a. heer van Tilburg en Goirle,
    de welke later op oude leeftijd, in 1637 ook als gouverneur, de Stad Leuven wist te behouden, waardoor Hij de eerste Graaf van zijn geslacht werd.
    Zijn broer Coenrad Schetz werd stamvader van alle hedendaagse Hertogen en Graven van Ursel.

    • 16 augustus 2016 om 13:16
      Permalink

      Drie generaties Schetz, graaf van Grobbendonk, waren heer van Tilburg en Goirle gedurende de jaren 1621 – 1710. Zij zijn beschreven in C. Gorisse (hoofdred.): Tilburg, stad met een levend verleden (2001) p. 126 -128

      De familie behoort als hertog d’Ursel tot de huidige adel van België. Aangezien Willem I als soeverein van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden -dus met inbegrip van het latere België- de adel en de titel van hertog (primogenituur) bij Koninklijk Besluit heeft erkend in 1822, staat het Huis d’Ursel vermeld in het Nederland’s Adelsboek, 96 (2011) p. 359. Alleen het KB met deze erkenning is er genoemd.

Reacties zijn gesloten.