De Huizen Alva en de Mendoza
Over Spaanse adel wordt er in de Nederlandse media niet bericht. Tenzij het om het Huis Alva gaat (of ‘van Alva’. Spaans: de Alba/ de Alba de Tormes). De hertogen van Alva zijn bekend vanwege hun grote aantal landerijen en bezittingen door heel Spanje. De vele titels levert de hertog een plaats op in het Guinness Book of Records. Anders dan bij ons kan iemand er namelijk meerdere adellijke titels hebben. Als een privilege, dat nog enig belang heeft, mag de hertog te paard de kathedraal van Sevilla binnenrijden.
De chef van het Huis Alva is sinds kort Carlos (geboren in 1948). Hij behoort tot de familie (‘linaje’, afstammingslijn) Martínez de Irujo. Carlos is de 19e hertog en is daarin zijn moeder Cayetana (1926 – 2014), 18e hertogin van Alva, opgevolgd. Zij behoorde tot de ‘linaje’ Fitz-James Stuart. De excentrieke Cayetana was hertogin in ‘her own right’. Door haar huwelijk met Luis Martínez de Irujo (zoon van de hertog van Sotomayor) heeft zij haar adellijke titels en de eraan verbonden bezittingen in een andere familie gebracht, vergelijkbaar met hoe die twee eeuwen eerder in haar eigen familie waren gekomen. Toen gebeurde dit als gevolg van het huwelijk in 1738 van Jacob Fitz-James Stuart met María Teresa de Silva y Álvarez de Toledo. De laatste naam, Álvarez, klinkt ons weer vertrouwd in de oren. Want tot die familie behoorde Fernando Álvarez de Toledo, de beruchte hertog van Alva (1507 – 1582), bekend uit de Tachtigjarige Oorlog.
Het beeld dat we in Nederland hebben van de Spaanse adel, wordt voornamelijk bepaald door het landsheerlijke tijdsvak en de Opstand tegen Spanje. Dit begint met het huwelijk in 1496 van Filips de Schone met Johanna van Castilië (de Waanzinnige). Hun zoon was keizer Karel V (Gent, 1500 – Cuacos de Yuste, 1558). Er bestond toen een intensieve band tussen de Lage Landen en Spanje, door het hofleven en cultureel. Handelsbetrekkingen bestonden er al veel langer. (Terzijde dient te worden opgemerkt dat Filips de Goede, hertog van Bourgondië, reeds in 1430 met Isabella van Portugal was gehuwd).
De Spaanse stadhouders en functionarissen hebben een slechte reputatie gekregen in de vaderlandse geschiedenis. Toch bevindt er zich in Harlingen een monument, de ‘Stenen Man’ geheten, voor Caspar de Robles. Hij had zich na een watersnoodramp sterk gemaakt voor een goede bedijking in Friesland.
Spraakmakend was het huwelijk, dat graaf Hendrik III van Nassau-Breda (1483 – 1538) in 1525 te Burgos sloot met de schatrijke Mencía de Mendoza, markiezin van Cenete (1508 – 1554). Zij was door keizer Karel V aan graaf Hendrik uitgehuwelijkt, om aldus een verbintenis te voorkomen tussen Mencía en de reeds genoemde (latere) landvoogd Fernando, 3e hertog van Don Francisco de Mendoza Alva. Dit tot woede van de 2e hertog van Alva, Fernando’s grootvader. Maar keizer Karel was ervoor bevreesd, dat de twee Spaanse families samen anders te machtig zouden worden. Mencía was zeer ontwikkeld en gold als een van de geleerdste vrouwen van haar tijd. Graaf Hendrik en zijn vrouw lieten het kasteel van Breda ingrijpend verbouwen tot een heus stadspaleis in renaissance-stijl. Hun huwelijk bleef kinderloos en na het overlijden van haar man keerde Mencía naar Spanje terug.
Hendrik van Nassau-Breda was voor zijn huwelijk met Mencía de Mendoza eerder weduwnaar van Claudia van Chalon, dochter van de prins van Orange. Dit huwelijk had Hendrik volgens eigen verklaring tegen zijn zin gesloten, slechts ‘omwille van het profij ’. Inderdaad erfde hun zoon René van Nassau-Chalon het minuscule, maar onafhankelijke, prinsdom Oranje. Het in emotioneel opzicht armzalige huwelijk was dus cruciaal voor de wording van Nederland. (Want genoemde René zou later zijn neef graaf Willem van Nassau, bijgenaamd de Zwijger, tot erfgenaam van het soevereine prinsdom Oranje benoemen. Daarbij sloeg René de verwanten van zijn vrouw over).
Hendrik van Nassau-Breda had naast een zoon René nog een natuurlijke zoon Alexis (van hem stamde de familie van Nassau, graven van Corroy, af) en een natuurlijke dochter Elisabeth, getrouwd met Jan van Renesse. De nakomelingen van het laatste echtpaar leven in België voort als graven de Renesse, terwijl er ook nazaten zijn onder de Utrechtse en Gelderse adel.1
Een andere telg van ‘Casa’ de Mendoza is Francisco, markies van Guadalest (1547 – 1623), admiraal van Aragon (zie de afbeelding). Hij nam deel aan de slag bij Nieuwpoort (1600). De schoonzoon van koning Filips II had toen de algehele leiding van het Spaanse leger, maar don Francisco was direct na hem onderbevelhebber. De bekende veldslag op het strand en in de duinen, die in enkele uren tijds was beslecht, werd door de Republiek gewonnen. Dit was voor de protestantse Republiek der Zeven Provinciën een enorm succes.
Het leger stond onder leiding van de 32-jarige graaf Maurits van Nassau, de latere prins van Oranje (een geboren en getogen Duitser). Maurits opereerde met wendbare, kleinere, eenheden dan gebruikelijk, wat zijn troepen een tactisch voordeel opleverde in het stuifzand. Het werkelijke doel was echter niet het tamelijk onbeduidende Nieuwpoort, maar de stad Duinkerken geweest. Aangezien (Spaanse) Duinkerker kapers vooral van daaruit Noord-Nederlandse schepen aanvielen. Omdat de Spanjaarden met vooruitziende blik reeds bij Nieuwpoort hun tegenstander tegemoet waren gekomen, is Duinkerken een beleg bespaard gebleven. Daarmee was de hele onderneming van de Republiek achteraf gezien zinloos en bleef Duinkerken in Spaanse handen.
Nederlandse adel
De adel van het Nederlandse koninkrijk kent geen oorspronkelijk Spaanse geslachten. Eventueel is aan jonkheer Jean de Hoyos uit Maastricht te denken (1769 – 1847). Maar zijn stamboom is nauwelijks uitgezocht en de herkomst uit Spanje is niet bewezen. (Dit in tegenstelling tot die van de graven von Hoyos-Sprintenstein in Oostenrijk, van origine Iberisch). Verder zijn er leden van het hertogelijke Huis Parma tot de Nederlandse adel gaan behoren, zogenaamd vanwege hun Spaanse adeldom en hun relatie met het koninklijk huis van Spanje. Hierop zal later worden ingegaan.
Bij de familie von Devivere, eerder van de Vivere geheten, leefde de opvatting dat de plaats Vivero aan de Noord-Spaanse kust (Galicië) de bakermat zou zijn en dat de familienaam eraan is ontleend. Het gaat echter om een Vlaams geslacht. Minder bekend is het, dat er tot in de twintigste eeuw een familie Alvarez heeft bestaan, die zeer waarschijnlijk via bastaardij afstamde van Fadrique Álvarez de Toledo (4e hertog van Alva), zoon van de beruchte ‘IJzeren’ hertog Fernando. Deze familie kwam vooral in Zeeland voor. De familie Alvarez de Backer hield er verband mee. (Mr. Josias de Backer, lid van de Tweede Kamer, trouwde Elisabeth Alvarez. Zij hadden kinderen).
België, dat ooit de Katholieke Nederlanden of Spaanse Nederlanden werd genoemd, telt onder de adel natuurlijk wel geslachten die van het Iberisch schiereiland afkomstig zijn. Van oudsher waren er vooral in Vlaanderen, en dan weer in het bijzonder in Brugge, contacten met kooplieden uit alle windstreken, ook uit Zuid-Europa (reeds in de 14e eeuw). Steden in Zeeland stelden eveneens gunstige voorwaarden, opdat handelaars van elders zich er wilden vestigen, met name op Walcheren.2 Dit is in dan ook in groten getale gebeurd. Er waren succesvolle zakenlieden bij, die later functies als bestuurder kregen. (Zeeuws-Vlaanderen hoorde overigens toen nog bij Vlaanderen).
Bij de Nederlandse adel is van dergelijke ontwikkelingen het nodige terug te vinden. Willem Taets van Amerongen bijvoorbeeld trouwde te Utrecht in 1566 met Cornelia de Valladolid. (Jan de Valladolid had in 1465 het poorterschap van Middelburg gekregen). En Jan van Wassenaer sloot te Den Haag in 1612 een huwelijk met Clara de Hinojosa. (De Hinojosa was tot de magistraat van Middelburg gaan behoren). Jacob Sweerts (in 1652 tot erfelijk ‘Ritter’/ ridder verheven door de keizer) huwde te Utrecht in 1626 met Johanna Lopes (de Villanova). Gerbrand Sasse (heer van Ysselt) trouwde nog weer later, in 1716, te Mechelen met Maria Anna de Lossy. De oorsprong van de familie de Lossy ligt in Sevilla. Over de relatie die Jan Arent van Oldeneel met Susanna Lader de Castela had, is niets naders bekend. Het zal om een huwelijk gaan uit circa 1670.
Betreft het een telg van de familie Lader, afkomstig uit Castilië? Of was Lader de Castela een bestaande familienaam? Van genoemde Jan Arent zijn er nauwelijks gegevens. Hij was een zoon was van Arent van Oldeneel ‘tot Walsum’. Waar is echter het bewijs, dat Arent ergens heer van was? Gaat het hier om een verfraaiing? Deze Arent had een onwettige halfbroer met een identieke naam, dus eveneens Arent van Oldeneel geheten… Eigenlijk zou alle informatie met betrekking tot Arent, zijn vrouw en de zoon Jan Arent eens deugdelijk moeten worden bewezen.3
Verder is de erkenning van de titel baron voor leden van de familie in 1826 problematisch. Want de nevennaam ‘Oldenzeel’ slaat niet op een riddermatig huis of havezate, waardoor een edelman gekwalificeerd was voor de Ridderschap van Overijssel. Oldenzeel was namelijk eeuwenlang slechts een boerderij in Den Ham (gemeente Vriezenveen), ter plaatse ‘erve Oldenzel’ genoemd. Pas recent is die tot een woonboerderij verbouwd (zie afbeelding).4
Als extra aanvulling kunnen tenslotte drie Portugese geslachten worden vermeld, die wél deel gingen uitmaken van de Nederlandse adel: Salvador, Lopes Suasso en Teixeira de Mattos. De eerste twee waren joods en de voorouders hadden Portugal moeten verlaten, aangezien zij zich niet tot het katholicisme wilden bekeren (‘de doop of het vuur’). Bij Teixeira sloot voorvader Diego Teixeira de Sampayo ongeveer in 1630 een joods huwelijk (in Vlaanderen?), waardoor hun afstammelingen het jodendom waren toegedaan. Voormelde don Diego trad in 1646 hiertoe over. De genoemde drie families raakten sterk onderling verwant. Zij waren in de haute finance actief, de een vroeger dan de ander. Enkele leden ervan waren financiële weldoeners. Van deze geslachten leeft alleen Teixeira de Mattos nog voort. (Teixeira betekent ‘taxusboom’ en Mattos betekent ‘bos’). De in 1892 geadelde tak Teixeira is overigens sinds het einde van de 19e eeuw hervormd. Telgen van deze familie behoren tot de Johanniter Orde.
Belgische adel
Er zijn nog negen geslachten goed vertegenwoordigd bij de de Belgische adel, met een Spaanse herkomst. Het valt buiten dit bestek, om die allemaal te behandelen. Veelal kwam een voorouder in de 16e eeuw naar de Zuidelijke Nederlanden. Bij de meeste van die geslachten werd de adeldom van betrokkene in België in de 19e eeuw ‘erkend’. Hij was dus al van adel. En niet zelden kreeg hij vervolgens een titel verleend. Enkele van de hierna vermelde families kunnen een Nederlander sneller aanspreken, omdat er een relatie was met ons land.
- In de eerste helft van de 16e eeuw vestigde Diego de Villegas zich als handelaar in specerijen uit Spanje via Brugge in Antwerpen. Of hij van oude adel was, is niet helemaal duidelijk. Vier generaties later trouwde Paul de Villegas met Anne van Kinschot. Zij bracht (op termijn) het graafschap Sint Pieters Jette (bij Brussel) aan, verder Ganshoren met kasteel de Rivieren, Clercamp enzovoort. Van dit echtpaar stammen de huidige grafelijke takken de Villegas de Clercamp, de Villegas de Saint-Pierre en de Villegas de Saint-Pierre Jette.
- Antoine baron del Marmol, Belgisch generaal, was in 1948 de enig bevoegde regent van het Hofje van Nieuwkoop in Den Haag. Hij volgde daarin zijn moeder Pauline Cousebant d’Alkemade op. (Beide waren afstammelingen van de vroegste regent, Gerard van Wassenaer). De familie del Marmol is afkomstig uit Toledo, uit de wijk Mármol. Zij had er een huis, dat beneden uit marmer (Spaans: mármol) bestond: ‘Casa del Mármol’ geheten. De geregelde stamreeks gaat terug tot 1433. In 1505 vertegenwoordigde don Alonso del Mármol de stad Madrid bij de Cortes (Staten-Generaal) als hidalgo. Spaanse leden van de familie werden opgenomen bij de Orde van Santiago (1675). De vestiging in de Zuidelijke Nederlanden dateert van 1618. Er is een een boek in voorbereiding, waarin vier eeuwen geschiedenis van het geslacht del Marmol wordt beschreven.5
- Theresa Arrazola de Oñate was priores (1756) van het stift Sint Gerlach te Houthem bij Valkenburg, L. (De kerk van het stift behoort tot de top-100 monumenten van ons land). Haar voorvader en diens broer kregen in 1647, respectievelijk 1654, adelsbevestiging (jonkheer) en ieder tevens de persoonlijke titel van ridder. De familie was onder andere eigenaar van kasteel Hougoumont (in de periode 1671-1791), dat een belangrijke rol speelde bij de slag van Waterloo (1815). Vorig jaar werd in Spanje de eerste internationale reünie georganiseerd voor iedereen met de naam Arrazola.6
- Bij de Peñaranda de Franchimont (jonkheer) denkt men snel aan het portretschilderij van graaf Gaspar de Peñaranda (1595 – 1676) door Gerard ter Borch. De graaf was onderhandelaar namens Spanje bij de Vrede van Munster. Maar de huidige Belgische familie de Peñaranda heeft er niets mee van doen en mag er niet met hem worden verward. Het landgoed Franchimont, of Vranxbergen, bevindt zich in Clabecq (Klabbeek).
Verder zijn te noemen (alleen de langste naam wordt gegeven):
- graaf d’Alcantara de Querrieu
- ridder Annez de Taboada (primogenituurtitel ridder)
- baron de Garcia de la Vega. Een voorouder had bij het beleg van Granada (1491; einde Reconquista) een geduchte Moor verslagen.
- markies de Radiguès Saint-Guédal de Chennevière. De familie verbleef eerst lang in Frankrijk.
- de la Serna, graaf de la Laguna de Terminos. Deze Spaanse titel werd in België gehomologeerd en is overdraagbaar bij recht van eerstgeboorte (in mannelijke lijn).
Azevedo, Coloma
In de 18e eeuw waren er twee Mechelse genealogen met een Spaanse achtergrond, die zeer veel gegevens hebben verzameld en hebben doen uitgegeven. Joseph de Azevedo Coutinho y Bernall heeft onder meer het lijvige boekwerk samengesteld: Généalogie de la famille de Coloma (1777).7 Terwijl graaf Alphonse de Coloma verantwoordelijk wordt gehouden voor de serie: Généalogies des familles nobles et anciennes des dix-sept provinces des Pays-Bas (1781).8
Hierin is onder andere de afstamming von Bönninghausen opgenomen. Die familie was al in 1723 beleend met havezate Herinckhave in Twente. Dit is in zoverre belangwekkend, dat de Hoge Raad van Adel (opgericht in 1814) genoemde familie als een uitheems geslacht aanmerkt, dat niet mettertijd inheems is geworden in de 18e eeuw. Daardoor zou het, kort gezegd, niet in aanmerking komen voor erkenning van de (reeds een eeuw gevoerde) titel baron. Er zijn echter families, die later Nederlands zijn geworden en waarvan leden wel die erkenning hebben gekregen.9 De naam (de) Coloma is verbonden aan de Belgische kastelen Coloma, Moriensart en Bornem.
Spaanse adel
Uit het voorgaande bleek al, dat in Spanje de adel anders is geregeld dan in Nederland. In ons land is er een systeem van naamgebonden titels. Het hele gezin heeft dezelfde adellijke titel of predikaat, die samenhangt met de adellijke geslachtsnaam. Daarnaast heeft in slechts 37 gevallen een gezinslid een hogere titel, ook samenhangend met de naam, die bij recht van eerstgeboorte overgaat, uitsluitend in mannelijke lijn. (Meestal gaat het daarbij om een jonkheer, die als oudste zoon diens vader als baron opvolgt. Een groot aantal van hen is geëmigreerd. Het betreft voornamelijk nieuwe adel).10 In Spanje geldt het systeem van grondgebonden titels. De adellijke rang wordt ontleend aan het domein -bijvoorbeeld het hertogdom of het markiezaat- en dus niet aan de familienaam, waar het helemaal los van staat.11
Tot de ongetitreerde adel behoorden de hidalgo’s, die in Catalonië en Valencia vroeger als caballero’s werden aangeduid. Het beeld van de hidalgo is door Miguel de Cervantes zowel onsterfelijk gemaakt als geridiculiseerd in zijn satire Don Quijote (1605), een meesterwerk uit de wereldliteratuur. (Boektitel vertaald: De vernuftige jonkheer don Quichot de la Mancha). De auteur was overigens de zoon van een barbier. Het aanzien van de hidalgo nam af, toen deze rang gemakkelijk kon worden verkregen. Koning Ferdinand II (vader van Johanna de Waanzinnige) had bijvoorbeeld aan alle personen die in zijn geboorteplaats Sos (Aragon) waren geboren of nog geboren zouden worden, hidalguía verleend. Dat alle Basken zich als hidalgo uitgaven, kwam omdat zij nooit door de Moren zijn overwonnen. Maar het stoelt ook op een misverstand. Een hidalgo had vrijstelling van bepaalde belastingen. Baskenland was gedeeltelijk dermate arm, dat er bij een deel van de bevolking niet eens moeite werd gedaan om belastingen te innen. Dit werd opgevat als een belastingvrijstelling, waaraan de onjuiste conclusie werd verbonden hidalgo te zijn. Overigens moest men vroeger, om bij een militaire ridderorde toegelaten te worden, bijvoorbeeld die van Alcántara, aantonen op vier adellijke grootouders te kunnen bogen (zogenaamde ‘hidalgo solariego’).
Grande, Título del Reino
Toen keizer Karel V in 1516 als koning van Spanje aantrad, wilde hij duidelijke structuren hebben, om daarmee zijn eigen positie te bepalen. De rijkste grootgrondbezitters, de ricoshombres, gingen sindsdien als eerste klasse de Grandeza de España (Rijksgrootheid van Spanje) vormen. Strikt genomen staat die los van de adel. Maar deze rijksgroten hadden natuurlijk graafschappen, markiezaten enzovoort. De andere klasse wordt door de Títulos del Reino gevormd, de Titels van het Koninkrijk. Die zijn duque, hertog; marqués, markies; conde, graaf; vizconde, burggraaf; barón, baron en señor, heer. Alleen de drager van een dergelijke waardigheid is formeel van adel, dus iemand met bijvoorbeeld een ducado de España, marquésado de España.12
De adel speelde als zodanig een politieke rol tot de nieuwe Spaanse Grondwet van 1837. Sindsdien moet de aristocratie het alleen van haar prestige hebben, die zeker niet gering is. En de hidalgo’s hebben sinds dat jaar geen wettelijke basis meer. Strikt genomen kent Spanje daarom geen adellijke geslachten. Er zijn slechts burgerlijke namen, waar individueel bij iemand een titel op kan volgen. Om het enige Nederlandse voorbeeld ervan te geven (van na het ancien régime): Eduard Sirtema van Grovestins, markies van Casa Sirtema. De ongehuwde van Grovestins was katholiek geworden en voorzag koningin Isabella van adviezen. In 1867 werd hij door haar tot marqués de Casa Sirtema gecreëerd, hetgeen hem tot een Spaanse edelman maakte.13
Spaanse titels vererven bij recht van eerstgeboorte. Tot 2006 ging dit volgens het Castiliaanse model. Daarbij gaat de man voor de vrouw. Maar de oudere tak met een dochter heeft voorrang boven de jongere tak met een zoon. Het adelsstatuut was in Spanje dus altijd al anders, dan wij in ons land gewend zijn. En sinds 2006 geldt er bovendien de absolute primogenituur, waardoor vrouwen thans niet meer worden gediscrimineerd. Het oudste gezinslid heeft er het opvolgingsrecht, ook indien het om een dochter gaat. Om te kunnen opvolgen, moet de rechthebbende de titel wel bij de overheid claimen (namelijk bij het Ministerie van Justitie). En anders dan hier zijn er kosten mee gemoeid. Voor een adellijke titel van ouder op kind (transmisiones directas) waar een grandeza aan is verbonden, bedragen die: 2672 euro.14 Buiten het gezin (transmisiones transversales): 6699 euro. Gaat het om het weer activeren van de titel (omdat er 40 jaar of langer zich geen kandidaat heeft aangemeld): 16.061 euro. Is er geen grandeza aan verbonden, dan zijn de bedragen beduidend lager, achtereenvolgens: 761, 1911 en 4597 euro. Indien de oudste van het gezin niet binnen een jaar reageert, krijgt een ander familielid de gelegenheid om de titulatuur te verwerven. Bij de Nederlandse adel is dit onmogelijk.
Thans zijn er 415 grandezas de España (grotendeels bestaand uit hertogdommen: 152, markiezaten: 143 en graafschappen: 106). En er zijn 2.395 titulos del Reino. Het koninklijk huis heeft vier titels. Verder is het aan een aantal personen toegestaan om een buitenlandse rang te voeren in Spanje. (Meestal is die door de paus aan een Spanjaard verleend: ‘Romeinse adel’). Ook zijn er zeven grandes, met een persoonlijke grandeza (minimaal graaf). Het aantal Spaanse edelen bedraagt ongeveer 2.200 personen. Iemand kan meer titels hebben, zodat het cijfer daarvan hoger ligt, ruim 2.800. Indien er bij een erfenis verscheidene titels beschikbaar zijn, komt de hoogste in rang aan het oudste kind toe. De erflater kan desgewenst de overige op zijn andere kinderen laten overgaan. In Nederland speelt dit allemaal niet.
De titel hertog van Alba de Tormes is uit het jaar 1472. Ouder zijn bijvoorbeeld: hertog van Medina-Sidonia (1454), of: hertog van Alburquerque (1464). De laatste was reeds graaf in 1373. Zeer vermogend is naast Alba de Tormes: de hertog van Infantado. Bij de lijst van de grandeza de España valt de titel van het hertogdom T’Serclaes op. Deze benaming is terug te voeren op de oude, en nog bloeiende, Brusselse familie (de) t’Serclaes. Er bestaan ook nog markiezen van Cenete (vergelijk doña Mencía de Mendoza hiervoor) en van Los Balbases (ooit was Spínola dit). Verder is er de waardigheid van graaf van Glimes (de Brabante). Die gaat terug op de familie van Glymes, bij ons bekend als markiezen van Bergen op Zoom. Het graafschap Montijo herinnert aan Eugénie de Montijo (lignage de Portecarrero), keizerin. Zij trouwde in 1853 met de Franse keizer Napoleon III (zoon van Lodewijk Napoleon Bonaparte, koning van Holland). De graaf van Mora tenslotte was de vader van koningin Fabiola van België.
Voor een juist beeld van de Spaanse monarchie, is het goed zich te realiseren dat er pas sinds 1975 weer een koning is. Eerder was het land sinds 1931 een republiek. Vanaf 1936 woedde er een burgeroorlog. In 1939 werd het een dictatuur onder generaal Franco. Vervolgens verklaarde de ‘caudillo’ in 1948 het land weer tot een monarchie, waarvan de troon aanvankelijk weliswaar vacant bleef. Heel algemeen gesteld heeft de adel als monarchist het franquisme sterk gesteund. In 1977 was Suárez de eerste democratisch gekozen minister-president van Spanje. Hij is hertog met een grandeza geworden: Excelentísimo Señor Don Adolfo Suárez, Duque de Suárez, Grande de España.
Wapen
Typerend voor een familiewapen uit Iberië is een wapenschild met een (rode) schildrand of ‘zoom’, waarop acht Andreaskruisjes zijn afgebeeld, drie boven, drie onder en één aan weerszijden (zie afbeelding). Deze Andreaskruizen zijn ontleend aan het stadswapen van Beaza. Dit was de eerste stad die in 1227 door Ferdinand de Heilige tijdens de Reconquista op de Moren is veroverd. In plaats van deze ‘x’-motieven op de zoom zijn vanwege de symbolische waarde ook populair: schelpen (Sint Jacob), lelies en burchten of torens.15 Het staatswapen van Portugal heeft een rode zoom (‘bordura’) beladen met zeven burchten. De achtste, in de voet van het schild, ontbreekt
met opzet. Het getal van acht kan worden verdubbeld, als in het familiewapen van de Villegas. De schildzoom bij Teixeira de Mattos draagt acht keer de letter ‘S’. Dit is een herinnering aan de oorspronkelijke geslachtsnaam van deze familie, die van de katholieke en waarschijnlijk adellijke: de Sampayo. (Terzijde: als de keten van een vorst gemaakt is van schakels in de vorm van een ‘S’, betekenen die ‘soeverein’). Het schild van de Coloma heeft een ‘bordura’ met daarop acht keer een Anthonius- of Tau-kruis.
De hertog van Osuna voert blauwe schildjes op de zoom van het wapen. Dit wijst op een relatie met de koning van Portugal. (Zie de afbeelding van het wapen Osuna op een tafel in pietra dura-techniek uit 1614. Het embleem is omringd door de keten van het Gulden Vlies). Een beladen schildrand komt dikwijls voor bij wapens van steden en provincies in of buiten Spanje. Bijvoorbeeld bij het wapen van de provincie Biskaje (Spanje), de voormalige Overzeese Provincie Spaanse Sahara (Afrika), of bij veel plaatsen in Latijns-Amerika, zoals de Chileense hoofdstad Santiago. Bij de Bourbon de Parme zijn de acht schelpen pas in de negentiende eeuw zoomsgewijs aan het schild toegevoegd. Het wapen met de drie lelies was al eerder van een rode rand voorzien. Maar die rand was er ooit als een breuk aan toegevoegd, aangezien het bij Parma om een jongere tak de Bourbon gaat. Een dergelijke verklaring heeft ook het wapen van de baronnen de Vos van Steenwijk. (Dat is van een schildzoom voorzien, omdat de Vos van Steenwijk waarschijnlijk een jongere tak van de heren van Kuinre vormt).16
De Bourbon de Parme
In 1996 zijn vier leden van het gezin de Bourbon de Parme bij de Nederlandse adel opgenomen. Zij werden toen ‘ingelijfd’ met de titel prins/es, omdat zij gezien het advies van de Hoge Raad van Adel reeds tot de Spaanse adel zouden behoren. In een voorgaande Nieuwsbrief is reeds opgemerkt, dat dit volgens de Spaanse overheid zeker niet het geval is. De inlijving is dus onrechtmatig geschied.17
Maar zelfs indien betrokkenen wél tot de Spaanse adel konden worden gerekend, was inlijving hier onmogelijk. Want de tweede voorwaarde die de Wet op de Adeldom stelt is, dat het land van herkomst een vergelijkbaar adelsstatuut moet hebben. Uit het voorgaande is echter genoegzaam gebleken, dat de Spaanse adel duidelijk anders is gestructureerd dan de Nederlandse. De titels zelf zijn van een andere soort en zij vererven op een andere manier. De inlijving van de Bourbon de Parme is dus volgens beide eisen die de Wet stelt onmogelijk. Zelfs een zoon of dochter van de Spaanse koning (meerderjarig zijnde en van adel) zou hier niet kunnen worden ingelijfd. De Hoge Raad Adel kent de argumenten, maar negeert die welbewust.18
Het valt op dat voor een Franse vorm van de naam is gekozen en niet voor het Spaanse ‘de Borbón-Parma’ (of de Nederlandse variant). Parma is een voormalig hertogdom in het huidige Italië. De waardigheid van hertog bij recht van eerstgeboorte kon daarom niet worden gehomologeerd. Maar waar is de naamgebonden titel van prins/es op gebaseerd? Juist als uitzondering heeft alleen de kroonprins/es in Spanje de rang van ‘prins/es’ van Asturië. Prins (príncipe) is er geen gangbare adellijke titel, die behoort er althans niet tot de bekende títulos del Reino. De kinderen van de koning worden er met ‘infante/ infanta de España’ aangeduid. Wel kan de Spaanse koning nog de persoonlijke titel verlenen van príncipe/ princesa de la Casa Real de España. Maar niemand van de familie de Bourbon de Parme is dit.
Spaans Gelre; Huis de Bourbon
Het geslacht de Bourbon de Parme kent welgeteld één voorouder die Spaans koning was. Het gaat om de in Versailles geboren Philippe de France (1683 – 1746). Philippe was de eerste uit het Huis de Bourbon die onder de naam Felipe V in 1700 tot koning van Spanje werd uitgeroepen, nadat de Habsburgse dynastie er was uitgestorven. Hij trouwde met prinses Elisabeth van Parma. Hun jongere zoon infante Felipe (1720 – 1765), graaf van Chinchón, werd van de Bourbons vervolgens de eerste hertog van Parma, namelijk als duca Filippo di Borbone di Parma.
Koning Filips V van Spanje beschouwde zichzelf tevens als soeverein van de Zuidelijke Nederlanden (van 1700 – 1710). Maar de Republiek en Engeland zagen dit als een te grote bedreiging door de Bourbons. Er was met het op expansie gerichte Frankrijk keer op keer oorlog gevoerd. Tijdens de Spaanse Successieoorlog die nu volgde, verloor de Spaans-Franse coalitie bij de slag van Ramillies (tussen Luik en Brussel) in 1706 van het ‘Groot Verbond’. Dit laatste bestond onder meer uit Engeland, de Republiek en Oostenrijk.19
Filips V was daarmee het grootste deel van de Spaanse Nederlanden kwijt. Die vielen uiteindelijk aan de Oostenrijkse Habsburgers toe. Toch moet worden gesteld, dat Filips V van Spanje op 19 februari 1702 in Roermond als hertog van Gelre was ingehuldigd. Het Gelderse ‘Kwartier van Roermond’, ofwel Spaans Gelre (Gueldre Espagnole), behoorde immers tot de Zuidelijke Nederlanden. De inhuldiging gebeurde in de persoon van zijn gevolmachtigde, graaf Filips Emanuel van Hoorne. Bij die gelegenheid was er tevens een portretschilderij van de koning plechtig voor het stadhuis opgesteld. Zo bezien kan Filips V daarom tot de adel van Gelre gerekend worden. (Waarbij moet worden aangetekend, dat deze zienswijze niet evident is). Spaanse Gelre behoort thans grotendeels tot de Nederlandse provincie Limburg. Voor de afstammelingen van koning
Filips V (wettig en in rechte lijn), die de Nederlandse nationaliteit hebben, bestaat er daarom de mogelijkheid de adeldom en de titel in ons land ‘erkend’ te krijgen. Terwijl de ‘inlijving’ in 1996 van het gezin de Bourbon de Parme bij de Nederlandse adel zeker onrechtmatig is, zou ‘erkenning’ als vroegere inheemse adel wel een geldige grondslag opleveren. Het is daarom verrassend, dat de verantwoordelijk minister niet voor die laatste mogelijkheid heeft gekozen.
Interessant is het tenslotte, dat leden van Huis Parma tot de Nederlandse adel willen behoren. De oudste van de vier, prins Carlos, is namelijk de carlistische pretendent voor de Spaanse troon. Die claim is bij uitstek gebaseerd op een erfopvolging in mannelijke lijn (Salische stelsel). Dit was immers de inzet voor de carlistische strijd in de 19e eeuw. En daarom is na het uitsterven van de carlistische tak de Borbón (1936) de aanspraak op de successie in Spanje aan prins Xavier de Bourbon-Parma (1889 – 1977) gekomen. Dit vanwege diens afstamming uiteindelijk van koning Filips V van Spanje.
Een bijkomend punt is verder dat naar veler mening infante Francisco-de-Paula de Borbón (1794 – 1865), die een voorvader is van de huidige koninklijke familie, slechts op papier een zoon is van koning Karel IV (laatstgenoemde was getrouwd met zijn volle nicht María Luisa de Parma, 1751 – 1819; ofwel koningin María Luise), terwijl de biologische vader van Francisco zou zijn: don Manuel de Godoy (1767 – 1851), eerste minister. Zie de afbeelding van koningin María Luise van Spanje en haar zoon Francisco-de-Paula. (Fragment van het schilderij door Goya: ‘Karel IV met zijn familie’).20 In Nederland is er in verband met de troon allang van de Salische erfopvolging afgestapt.21 Maar kennelijk is afstamming in rechte (lees: mannelijke) lijn geen principiële kwestie, gezien het verzoek van het gezin de Bourbon tot Nederlandse adeldom. Prins Carlos is vader van de dochters Luisa en Cecilia. Daarnaast heeft hij een natuurlijke zoon Hugo Klynstra. Laatstgenoemde, geboren in 1997, heeft een verzoek aanhangig gemaakt om zich officieel prins de Bourbon de Parme te mogen noemen.
Titus von Bönninghausen
Oorspronkelijke publicatie: Spaanse adel in relatie tot Nederland, in: Van Adel, Nieuwsbrief van de Nederlandse Adelsvereniging, 2015-II, p. 22-36.
Voetnoten
- Zie Nederland’s Adelsboek, 91 (2005) 157 en 162.
- Fagel: ‘Spaanse kooplieden in Middelburg vóór de Opstand: succesvolle integratie met behoud van identiteit’, in M. ‘t Hart e.a. (red.): Nieuwe Nederlanders, vestiging van migranten door de eeuwen heen (1996) 21-33.
- Zie Nederland’s Adelsboek, 89 (2001) 221-222. ‘Walsum’ is allicht ‘Wilsum’ bij Kampen. De moeder van Jan Arent zou de Duitse Christina von Neuhoff gen. Ley zijn, getrouwd te Elburg in 1648. Maar bij de bekende Duitse genealogen (Fahne, von Spiessen, von Oidtman) is geen huwelijk von Neuhoff met een van Oldeneel bekend. En het trouwregister van Elburg uit 1648 is niet bewaard gebleven. In verband met de onwettige Arent van Oldeneel uit IJsselmuiden bij Kampen (zijn moeder was volgens een officiël verklaring uit 1614 de Duitse Maria Vrijhoff) is ook te raadplegen: het dossier Van Oldeneel tot Oldenzeel bij het Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag. Zie ook voetnoot 9.
- Erve Oldenzel, Leertendijk 8 in Den Ham. De foto is door de eigenaar, dr. M. Goossens, met een drone gemaakt van diens firma Ursus-Airborne.
- Al deze informatie is zeer welwillend verstrekt door jhr. Hugues Plissart de Brandignies. De auteur van het boek over 400 Jaar familie del Marmol in ‘België’ is prof. S. baron de Moffa ts d’Houchenée.
- Zie arrazola.org. Veel dank aan jhr. Johannes Arrazola de Oñate voor details over de familie en aan jhr. Maxim voor bijzonderheden bij het Spaanse adelsrecht.
- De genealogie door Azevedo staat integraal op internet.
- Duerloo en P. Janssens: Wapenboek van de Belgische adel, van de 15de eeuw tot de 20ste eeuw (1992) literatuurlijst. De serie door Coloma over adellijke en oude families (1781) is gedeeltelijk online te vinden. Zie voor de drie indices: p. 177, 361 en 547. Het fragment von Bönninghausen: p. 127 (origineel: deel 1, p. 107-109): https://www.earlydutchbooksonline.nl/nl/view/text/id/dpo%3A154%3Ampeg21%3A5 Nadere gegevens over pater Joseph de Azevedo en mr. Alphonse de Coloma geeft de website van dbnl.
- Bijvoorbeeld de baronnen de Plevits, de Negri, d’Olne, de Bounam de Ryckholt. En Louis Waubert de Puiseau, (Ile-de-Paris 1774 – Sneek 1848) werd niet ‘ingelijfd’, maar kreeg in 1816 ‘erkenning’ van adeldom (jonkheer). Dat Jacob Sweerts in 1652 ‘Ritter’ was geworden, is eerder al vermeld. Zijn afstammelingen kregen in het Nederlandse koninkrijk geen homologatie (inlijving) van de titel ridder, wat voor de hand zou liggen. In plaats daarvan kregen zij in 1816 ‘erkenning’ van de titel baron. Dit zou erop wijzen, dat de voorouders Sweerts de Landas toen reeds een eeuw als baron bekend stonden. Het bewijs daarvan werd nog niet eerder geleverd. Maar er is een artikel over dit onderwerp toegezegd.
- ‘Primogenituur’, in: Van Adel, Nieuwsbrief van de Nederlandse Adelsvereniging, 2010-I, p. 18-20.
- Voor de historische achtergrond is gebruik gemaakt van S. de Moxó: ‘Histoire de la noblesse espagnole’, in M. Roux (o.l.v.): L’ordre de la noblesse, I (1978) 113-140.
- Bernecker e.a.: Spanien-Lexikon, Wirtschaft, Politik, Kultur, Gesellschaft (1990) 25-26.
- Vroege voorbeelden: Karel II, koning van Spanje en soeverein over de Zuidelijke Nederlanden, had aan Michiel de Ruyter (1607 – 1676) een hertogdom willen verlenen. Maar omdat de admiraal inmiddels was overleden, werd diens zoon Engel de Ruyter in 1678 vereerd met de naamgebonden(!) titel baron op alle. De begunstigde woonde in de Noordelijke Nederlanden. (Hij had om de titel baron gevraagd in plaats van de Spaanse waardigheid van hertog). Een kleinzoon van admiraal de Ruyter, Cornelis Witte de Ruyter, werd in 1684 door koning Karel als baron bij eerstgeboorte verheven. Verder kreeg de vermaarde vestingbouwkundige en militair Menno van Coehoorn in 1695 de titel van baron verleend, ook weer door Karel II. En Johan Willem Ripperda (1682 – 1737), die enkele jaren in Spanje verbleef, werd in 1726 door koning Filips V met de ducado de Ripperdá verheven.
- De taxa (‘impuesto’) staan vermeld in de Elenco de Grandezas y Títulos Nobiliarios Españoles, 47 (2014) 1321. Een lijst (‘estado’) met de aantallen titels is er te vinden op pagina 1339. Op internet kijkt men bij: Títulos reales y nobiliarios de España.
- Op het paneel van Juan Lopez Gallo, baron van Male (bij Brugge), en zijn zonen door Pourbus dragen de personages een wapenkolder met de karakteristieke schuinkruisjes; met een zogenaamde ‘bordura aspada española’. Zie P. Huvenne: Pieter Pourbus, meesterschilder 1524-1584 (1984); ook online.
- Een soort schildzoom (althans een kader van dunne lijnen) met acht lelies heeft verder het bekende koninklijke wapen van Schotland. En het oudste geslachtswapen Romanov, met de griffioen toont een duidelijke zwarte rand met daarop acht leeuwenkoppen, steeds twee aan iedere kant. Over het wapen De Vos van Steenwijk vindt men meer in de recente bijdrage door N. Biezen: ‘Zegelstempel De Vos van Steenwijk, vader of zoon?’, in: De Nederlandsche Leeuw, 132 (2015) 133-137.
- ‘Mislukt adelsbeleid’, in: Van Adel, Nieuwsbrief van de Adelsvereniging, 2008, p. 8-10. (Dit artikel staat ook online). Zie verder ‘Franse namen’, in: Van Adel, Nieuwsbrief, 2012-II, 1219. De verklaring van het Spaanse Ministerie van Justitie is op internet te vinden bij B. Paternotte: ‘Inzake de omstreden prins die koning van Spanje wil worden’, ThePostOnline van 24 juni 2014.
- Het afwijkende Spaanse adelsstatuut is ten onrechte geen thema bij het lemma ‘de Bourbon de Parme’ in S. Schimmelpenninck van der Oije e.a. Wapenregister van de Nederlandse adel (2014) 194-195. Ook E.J. Wolleswinkel gaat eraan voorbij in zijn dissertatie over het Nederlands Adelsrecht (2012). In laatstgenoemd werk wijst de auteur op supra-nationale, vorstelijke, titels bij de inlijving in 1996 voor leden van het huis Parma (p. 184). Hij maakt het daarmee nodeloos gecompliceerd. De Wet op de Adeldom kent geen supra-nationaal recht en daaraan gerelateerde titulatuur. Gezien het voorgaande wekt het nauwelijks verbazing, dat in beide genoemde boeken de justitiële verklaring van de Spaanse overheid onvermeld blijft, waaruit blijkt dat de Bourbon de Parme er voor 1996 níet tot de adel behoorde.
- Opperbevelhebber van het Groot Verbond: John Churchill, 1e hertog van Marlborough; bevelhebber voor de Republiek: graaf Hendrik van Nassau-Ouwerkerk; die voor Oostenrijk: prins Eugeen van Savoye. Opperbevelhebber voor Frankrijk-Spanje: François de Neufville, 2e hertog van Villeroy.
- Francisco-de-Paula is de vader van Frans-van-Assisi, hertog van Cádiz. Laatstgenoemde trouwt in 1846 met zijn nicht -dubbelop- koningin Isabella II van Spanje (1830 – 1904). De vaders van Frans-van- Assisi en Isabella II zijn officieel volle broers van elkaar en de moeders elkaars zuster. De vier grootouders van Isabella II en Frans zouden dus identiek zijn en alle tot het geslacht de Bourbon behoren. Isabella II werd overigens als verguisd monarch opgevolgd door haar populaire zoon Alfons XII. Hij zou een koekoekskind zijn met als biologische vader Enrique Puigmoltó y Mayans.
- Zie de bijdrage ‘Clotilde van Nassau-Merenberg’, in Van Adel, Nieuwsbrief, 2012-I, 25-29 Titus von Bönninghausen.