Een achternaam die men duidelijk in de provincie Utrecht kan situeren, is Taets van Amerongen tot Woudenberg. Het gaat om een oorspronkelijk middeleeuwse familie. Een ander bekend geslacht is van Hardenbroek van Ammerstol. Dit is zelfs iets ouder dan Taets van Amerongen en het is ongeveer uit dezelfde regio in het oosten van genoemde provincie afkomstig.

Utrecht was in de Middeleeuwen een vorst-bisdom en behoorde tot de kerkprovincie Keulen. Hiertoe behoorden onder andere ook het prins-bisdom Luik en het vorst-bisdom Münster. In 1528 raakte de bisschop van Utrecht zijn wereldlijke macht kwijt aan keizer Karel V. In tegenstelling daarmee bleven de kerkvorsten van Keulen, Luik en Münster nog langer tevens wereldlijk bestuurder, tot aan de Napoleontische tijd.

Vorst-bisschop; Dom

In de Dom van Münster zijn epitafen en monumenten te vinden van de Westfaalse adel. Om domheer te worden, diende de geestelijke zestien adellijke betovergrootouders te hebben. Hun  wapens zijn dikwijls op de monumenten terug te vinden. Naast een bezoek aan de kathedraal  kan men daarvoor nu ook het monumentale boek raadplegen, dat niet lang geleden is verschenen.1

Het domkapittel van Utrecht legde aan een kanunnik daarentegen niet de hoge eis op van zestien adellijke voorouders.2 In het machtige Keulen, dat immers een keurvorstendom was, gold deze voorwaarde zeker wel, al vanaf 1474. Dit is er in het bijzonder op twee ramen van de Domkerk te zien, namelijk bij dat van aartsbisschop Hermann von Hessen uit 1508 en van Philipp von Dhaun uit 1509.3

De kathedraal van Luik is in de revolutionaire Franse tijd afgebroken, wat een groot verlies is. Maar in de kerk van Sint-Jacob aldaar bevindt zich een raam uit ca. 1520  van graaf Jan van Hoorne (Horne, des Hornes), waarop diens zestien kwartieren zijn aangebracht. Van Hoorne was kandidaat om prins-bisschop te worden. Hij verliet echter de geestelijke stand, met de bedoeling de familie voort te zetten.4

Alhoewel het geen recht doet aan de rijke geschiedenis van de Dom te Münster, ontkomt men er niet aan om bij deze kathedraal vooral aan de beide prelaten von Galen te denken. Bisschop Bernhard von Galen is in Nederland bekend onder de bijnaam Bommen Berend, omdat hij 1672 de stad Groningen belegerde. (Hij vond onder andere, dat de heerlijkheid Borculo hem was ontnomen). En kardinaal Clemens August von Galen heeft zich in de Tweede Wereldoorlog als bisschop van Münster moedig tegen de dictatuur uitgesproken.

Bij de Nederlandse adel speelt von (of ‘van’) Galen ook een rol. De naam komt voor in de stamreeks van Voorst tot Voorst. Het Galense familiewapen lijkt sterk op het wapen van Boetzelaer, waardoor er van een onderlinge relatie wordt uitgegaan.5 Overigens was de eerste bisschop van Münster de edelman Liudger (of Ludgerus, overleden in 809), afkomstig uit het huidige Zuilen, ten noorden van de stad Utrecht. Hij is ook bekend als missionaris. (Talloze instellingen in Westfalen en Nedersaksen zijn naar hem vernoemd; Ludgerischule, St. Ludgerus-Kirche).

Bij de Dom van Utrecht denkt men bijvoorbeeld aan Jan van Arkel, bisschop van Utrecht (1342 – 1364). Hij was een bekwaam bestuurder en het Sticht kende onder zijn bewind een periode van relatieve rust en stabiliteit. De financiën waren op orde, waardoor er een enorme vooruitgang  kon worden geboekt met de bouw van de indrukwekkende Domtoren. Daarmee was in 1320 begonnen en met een aantal onderbrekingen ging de bouw ervan door tot 1382. Tijdens de regering van Jan van Arkel werd de bouw van het onderste deel afgerond en kwam ook het tussengedeelte gereed. Tevens is er toen een begin gemaakt met het afwijkende bovenste deel, de lantaarn met de open nissen.

Jan van Arkel werd als bisschop naar Luik overgeplaatst, wat een promotie betekende. Toch is hij wel in de Utrechtse Domkerk begraven (van Arkel kapel). Overigens behoorde tot de wapenfeiten van deze bisschop, dat hij in 1362 het kasteel Voorst bij Zwolle (in het Oversticht) met succes belegerde en heeft laten afbreken. De aanleiding daarvoor was, dat de machtige heer Sweder van Voorst een al te onafhankelijke positie ging innemen. (De familie van Voorst tot Voorst stamt via vrouwelijke lijn van voornoemde Sweder af, namelijk via diens kleindochter Johanna, vrouwe van Voorst en Keppel. Zij is ook voorouder bij van Rechteren Limpurg).6

De onderbouw van de Domtoren staat symbolisch gezien in het teken van de wereldlijke macht. De toren stond los van de kerk, van het schip. (En bevond zich een pad tussen. Later werd het schip op een hoger punt toch met de Domtoren verbonden). Om die reden heeft de Domtoren ook geen ingangsportaal. Want de onderdoorgang is in de beeldspraak bedoeld als een triomfboog voor de landsheer. De architectuur in het bovenste deel van de toren is een uitdrukking van religieuze symboliek. Dit segment is de zogenaamde lantaarn die bestaat uit acht zijden, het achtkant. Daarmee wordt naar de eindtijd verwezen. Het getal acht betekende in de beeldtaal: de wederkomst van Christus, de Pinksterdag, dag van een nieuw tijdperk. (Vergelijk de Paltskapel te Aken, die in opdracht van Karel de Grote is gebouwd. De grondvorm ervan is een regelmatige achthoek).

De Domtoren kwam in 1382 gereed, tijdens het episcopaat van Floris van Wevelinchoven (1378 – 1393). Hij behoorde tot een familie uit de omgeving van Düsseldorf: von Wevelinghoven.7 Eerder was hij vorst-bisschop geweest van Münster. De oudste lijst van Stichtse leenmannen dateert uit 1379, dus uit van Wevelinchoven’s periode.8

In het mooie Portugese wapenboek uit 1509 door João do Cro ‘Livro do Armeiro-mor’ (Boek van de Wapenkoning; online) bevindt zich een afbeelding van een vorst-bisschop, namelijk die van het aartsbisdom Laon (F). Hij kan model staan voor de uiterlijke verschijning van een dergelijke landsheer. Als krijgsheer draagt hij een wapenuitrusting. Daarover heen heeft hij als geestelijke een koor-cap aan. In een hand houdt hij als ‘herder’ de bekende kruisstaf vast en in de andere hand draagt hij een ampul met het chrisma, waarmee hij is gezalfd bij diens bisschopswijding. Boven zijn wapenschild is een mijter aangebracht. (Op de banderol onderaan staat vertaald: aartsbisschop van Laon, hertog).

Overigens waren het niet alleen kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, die vroeger werden gezalfd. Dit gebeurde bijvoorbeeld ook bij de koning van Frankrijk en de keizer van het Heilig Rooms Duitse Rijk. (Het hoort tevens bij de intronisatie als koning van het Verenigd Koninkrijk). Zij kregen daarmee de rang van bisschop. In de kroon van de keizer is op den duur zelfs de mijter verwerkt. Gewoonlijk bestaat die uit een ronde hoofdband met minstens twee beugels daarover (kruiselings). De keizerlijke kroon bestaat uit een duidelijke beugel in het midden en twee schalen of kappen (de mijter) aan weerszijden. (Iedere schaal verstevigd met een beugel aan de rand).

Deze kroon, of ‘keizershoed’, siert een aantal Nederlandse gemeentewapens, waaronder dat van Amsterdam. In het centrum van deze ‘republikeinse’ stad stuit men overal op de keizerskroon (gebaseerd op een een concessie uit 1489). Niet alleen is die bij -voormalige- overheidsgebouwen aangebracht, maar ook op bruggen, pakhuizen, gevelstenen, zelfs op de  straatverlichting (‘kroonlantarens’). Verder dragen alle vier de zijden van de Westertoren een plaquette met het gekroonde stadswapen en prijkt de keizerskroon bovendien op het hoogste punt van die toren.

Grenzen

Het Sticht van Utrecht was in de hoge Middeleeuwen zeer groot. Alleen kon de bisschop niet overal zijn gezag laten gelden, waardoor zijn machtsgebied gedeeltelijk theoretisch was. Het gebied liep in het noorden door tot en met Drenthe -inclusief de stad Groningen (toen nog Drents). Aangezien de Veluwe in pand werd gegeven aan de graaf van Gelre, ging die streek tot Gelderland behoren. Daarmee viel het Sticht uiteen in het Oversticht in het noorden en het Nedersticht. Dit laatste viel ongeveer samen met de huidige provincie Utrecht.

De rivier de Lek vormt in het zuiden de natuurlijke grens van deze provincie. Er tegenover heeft ‘t Gooi, in het noorden, niet tot de provincie Utrecht behoort. In het oosten fungeerde de Grebbeberg gedeeltelijk als natuurlijke grens. Maar de plaats Scherpenzeel is duidelijk een Gelderse inham in Utrecht. De gelijknamige familie van Scherpenzeel was loyaal aan de hertog van Gelre. Het familiewapen bevat de bekende lelies, die ook te zien zijn bij de wapens van de geslachten van Amersfoort, van Stoutenburg, van Weede en van Laer (vergelijk tevens: van Heusch Scherpenzeel).

De ministerialen van Amersfoort waren tot 1259 schout van Amersfoort, maar gaven dit ambt tegen een compensatie op, toen die plaats in genoemd jaar stadsrechten kreeg. De familie vestigde zich op kasteel Stoutenburg (Leusden) en nam die naam aan. Het geslacht van Weede voert het wapen van Stoutenburg -zes rode lelies op zilver- maar er is geen aantoonbare verwantschap. Stamvader Steven van ‘Wede’ wordt reeds vanaf 1317 vermeld, zodat hij al voor het jaar 1300 was geboren. Bij van Laer gaat het om een adellijk Gelders geslacht. De tak van Laer die bij de adel van het Nederlandse koninkrijk werd opgenomen, is reeds in 1877 uitgestorven. De familie leeft echter nog voort.9

Zoals in het oosten van het Nedersticht zowel de omgeving van Amersfoort als van Rhenen was versterkt, werden er ook burchten in het westen opgericht. Tussen Abcoude en Loenen ging het om het kasteel Vredelant, dat als doel had om de Stichtse heren van Amstel onder controle te houden. (De plaats Vreeland heeft zich van daaruit ontwikkeld). En bij de Hollandse IJssel werd het kasteel Montfoort gebouwd tegen de graven van Holland.

De burcht kwam in leen van het aanzienlijke geslacht de Rovere, dat sindsdien ruim drie eeuwen lang als burggraaf van Montfoort zou optreden. Van het voormalige kasteel resteert in de stad Montfoort alleen nog het poortgebouw. (De gemeentewapens van Rhenen, Vreeland en Montfoort bevatten alle drie een rode burcht op een zilveren veld, in de Utrechtse kleuren dus). Bekend is de memorietafel van de heren de Rovere uit circa 1390. Het is de oudste memorietafel van ons land (zie afbeelding).

Toen Woerden in het jaar 1306 tot Holland ging behoren, werd daarmee duidelijk terrein gewonnen op het Sticht. Deze karakteristieke inham was altijd goed zichtbaar op de landkaart, tot de herindeling in 1989. In dit jaar werd deze stad aan de provincie Utrecht toegevoegd. Het prille Amsterdam, dat ook al tot het Sticht had behoord, werd in 1317 door de bisschop aan de graaf van Holland overgedaan.

Adel

Men komt gemakkelijk op het idee dat het Nedersticht van Utrecht het ‘edelste gewest’ moet zijn geweest in vergelijking met de omliggende gebieden. Het Nedersticht was opgedeeld in vier ambten (maarschalksambten) en verder de stad Utrecht. Indien men let op de belangrijke plaatsen bij deze indeling met hun oudste kerken, dan komt men tot de conclusie van Utrecht als ‘edelste gewest’.

De Dom was immers gewijd aan de nobele en heilige Maarten van Tours. Hij had een medemens genereus geholpen, een bedelaar. (Maarten, of Martin, was tevens patroon voor de ‘Stichtse’ Martinikerk in Groningen). Rhenen had de heilige Cunera als patrones, een prinses volgens de verhalen. Amersfoort voert het rode kruis van Sint-Joris (ontleend aan de Sint-Joriskerk aldaar) als stadswapen. Hij is een verdelger van het kwaad en geldt tevens als patroon van de adel. In Loenen a/d Vecht was de Grote Kerk aan de heilige Ludger gewijd. Hem kwamen we hierboven reeds  tegen als bisschop van Münster. De kerk in Montfoort tenslotte is in 1302 door burggraaf Hendrik de Rovere van Montfoort gesticht (en gewijd aan de evangelist Johannes).

Er is een boek in voorbereiding over de Ridderschap van Utrecht. Daarin zal het over de adel van dit gewest gaan. Het geeft ons de gelegenheid om in plaats daarvan thans op een bijzonder fenomeen in te gaan, dat niet tot Utrecht beperkt bleef. Daarbij gaat het meestal om voorname geslachten, die zich ten onrechte op oude adel lieten voorstaan.

Zo is de familie Ploos van Amstel geen van Amstel.10 En is Speyart van Woerden geen van Woerden. (De adelsverheffing dateert van 1643). Van der Lely van Oudewater is geen van Oudewater.11 De Rovere van Breugel is verder geen de Rovere (van Montfoort).12

Met de geografische namen Amstel, Woerden, Oudewater en Montfoort wordt de westgrens van Utrecht zodoende al behoorlijk gemarkeerd. En als men nu weet dat de heerlijkheid Noord-Polsbroek (gemeente Lopik) aan van Amstel toebehoorde en Zuid-Polsbroek aan de Rovere dan is eigenlijk deze hele provinciegrens getekend door oude adel en sterker nog, door fabels over oude adel. De Utrecht-Hollandse grens geniet niet alleen vermaardheid door de Hollandse Waterlinie, maar is tevens een grens die door fabels is omgeven. Het blijft zelfs niet bij deze namen, de rij is langer. Zo is van Tuyll van Serooskerken geen van Tuyll (slot Zuylen). En van Zuylen van Nijevelt (graaf) is geen van Zuylen.13

De heerlijkheid Nijevelt ligt ten oosten van Harmelen. Eigenaar ervan is jonkheer D. van Lawick van Pabst. Een voorouder, Jan ‘edele’ van Pabst (1767 – 1818), heeft ooit op verzoek van diens grootmoeder, Lydia van Lawick (1708 – 1766), beide namen samengevoegd. Maar daarvan dienen de baronnen van Lawick van Pabst weer te worden onderscheiden. Want een baron van Lawick is in het geheel geen van Pabst. (Er zal sprake zijn geweest van een misverstand, toen een van Lawick foutief met deze dubbele naam in Nederlands-Indië werd ingeschreven). Van Rheineck Leyssius tenslotte is geen van Rheineck. De familie Leyssius woonde in de stad Utrecht.14

Het geslacht Strick van Linschoten hoort niet in deze opsomming thuis. Strick was namelijk heer van Linschoten. Dit verklaart de dubbele naam. Er wordt geen verwantschap met de oud-adellijke van Linschotens gepretendeerd. (In 1634 kreeg mr. Johan Strick de persoonlijke titel van ridder door de koning van Frankrijk).

In 1822 werden twee leden van het geslacht van Wevelinchoven de Sittert opgenomen in de Nederlandse adel met de titel baron. Ten onrechte is er toen verondersteld, dat het om familie ging van de vroegere bisschop van Utrecht, Floris van Wevelinchoven. Die was echter allang uitgestorven. Het ging om een gelijknamig geslacht, dat tot aanzien was gekomen. Daartoe  behoorde bijvoorbeeld Machteld van Wevelinchoven, moeder van Johannes van Neercassel (1625 – 1686), de gerespecteerde ‘apostolisch-vicaris’, ofwel aartsbisschop, van Utrecht. (In zijn tijd werd het katholicisme in de Republiek slechts gedoogd. Van Neercassel maakte het echter mee, dat tijdens de Franse bezetting de Domkerk in 1672 weer aan de katholieken werd gegeven. Uit vreugde zijn toen de klokken van acht uur ‘s avonds tot zeven uur de volgende ochtend geluid. Een jaar later moesten de katholieken de Dom echter al teruggeven).

Van Hardenbroek van Ammerstol en Taets van Amerongen;

van Tuyll van Serooskerken en van Utenhove

Er zijn in ons land nog maar twee geslachten van oude adel met een oorsprong uit de provincie Utrecht: van Hardenbroek en Taets van Amerongen.15 Reeds in de 13e eeuw was de familie van Zuylen er ook gevestigd. Maar die bleef katholiek en vestigde zich later in de Zuidelijke Nederlanden. In de stad Utrecht bezaten de van Zuylens goederen bij de Zuilensteeg en de Bergstraat. Thans bestaat er alleen nog een band van de buitenlandse baronnen van Zuylen met het kasteel de Haar in Haarzuilens (bij Vleuten). Dit kasteel, naar ontwerp van Pierre Cuypers, is een bekende trekpleister voor het grote publiek.

In de stad Utrecht was ooit het Huis Athlone te vinden, in de Ridderschapstraat. Het behoorde toe aan de familie van Reede, graaf van Athlone. Deze tak bestaat niet meer. Maar de andere tak van Reede van Oudtshoorn bloeit nog voort. Die is in de vorige eeuw uit Nederlands-Indië gerepatrieerd. Een pand dat in de stad Utrecht nog wel is te bezoeken, is het Huis Renesse, aan de Drift gelegen. De familie van die naam is in ons land uitgestorven. Even verderop bevond zich aan de Voorstraat het monumentale huis van Taets van Amerongen. Het geslacht van Hardenbroek had een voornaam huis aan de Mariaplaats. En de familie van Tuyll van Serooskerken verbleef vooral tijdens de winter in hun stadswoning aan de Kromme Nieuwegracht.

Van Hardenbroek heeft bij de huidige gemeente Driebergen in de Middeleeuwen een kasteel laten bouwen, op de plaats waar vroeger de grens liep tussen de ‘harde’ bodem (vaste grond) en het ‘broek’land (moeras). Daarmee is de naam ‘Hardenbroek’ verklaard. Het kasteel bleef,  met een onderbreking van enkele decennia, eeuwen lang in de familie. Maar in 1947 trouwde mr. Gijs baron van Hardenbroek van Lockhorst (1902 – 1960) met Henriëtte, douairière jonkheer mr. Hugo Loudon. Daardoor is het kasteel in de familie Loudon vererfd. Baron Gijs van Hardenbroek komt overigens voor in de recent verschenen biografie door J. Withuis: Juliana,  vorstin in een mannenwereld. De collectie schilderijen zijn in de ‘Stichting Familieportretten Van Hardenbroek’ ondergebracht. Er wordt door de huidige bewoners veel zorg gedragen voor het kasteel, de collectie en het landgoed, die in zeer goede staat verkeren.

Zoals bij opvallend veel Utrechtse geslachten het geval is, bestaat het wapenschild van het familieblazoen uit acht stukken. Bij van Hardenbroek gaat het om acht golvende balken van goud en ‘keel’/ rood. (Vergelijk het geslachtswapen Ploos van Amstel ). De betekenis van het getal acht kwam hiervoor reeds ter sprake bij de symboliek van de Domtoren. Deze functie heeft het getal ook in de heraldiek.16

Op het afgebeelde wapenbord uit 1874 van Karel van Hardenbroek, heer van ‘s-Heeraartsberg en Bergambacht (1830 – 1908), zijn de heraldische kleuren per ongeluk omgekeerd weergegeven. Van het geslacht van Hardenbroek wordt alleen de tak ‘van Ammerstol’ voortgezet. Bij die tak had het hele gezin van baron Godert (1833 – 1901; burgemeester van Leusden) een band met de krijgsdienst.

De zonen werden namelijk officier en de dochters trouwden met een officier. (Maar van de vier zonen gaven de twee jongste deze professie later op. De een werd toen fabrikant en de ander wethouder). Van de volgende generatie dienen de zusjes Mechteld (1918 – 2000) en Inga (1921 – 1945) te worden vermeld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verrichtten zij werkzaamheden voor het verzet. Inga van Hardenbroek werd om die reden opgepakt en naar Ravensbrück gedeporteerd, waar zij is overleden. Op een aantal plaatsen wordt Inga herdacht door vermelding op een gedenksteen of een monument.

Mechteld van Hardenbroek leverde explosieven voor de aanslag op het gebouw van het Amsterdamse bevolkingsregister (onder leiding van Gerrit van der Veen).17 Een achternicht is Mechteld ten Doesschate, geb. van Hardenbroek van Ammerstol. Zij is thans gemeenteraadslid van Berg en Dal bij Nijmegen. (Voorheen ook wethouder en lid van de Provinciale Staten van Gelderland).

Taets van Amerongen zou af kunnen stammen van het geslacht Borre van Amerongen, oorspronkelijke eigenaar van het kasteel Amerongen. In ieder geval was er onderlinge verwantschap. Een indruk hiervan geeft de 18e eeuwse genealoog Ferwerda.18 De familie leeft vooral in het buitenland. (In de USA gedeeltelijk onder de naam ‘Van’). De tak ‘van Renswoude’ staat op uitsterven. Het kasteel Renswoude is in appartementen opgedeeld, inclusief de bijgebouwen. Maar twee stijlkamers met de bibliotheek zijn gehandhaafd. En het souterrain, waarin zich de keuken en jachtkamer bevinden, eveneens. Die zijn ter bezichtiging opengesteld. Er zijn plannen, om de tuinen gedeeltelijk weer in de oorspronkelijke, formele, stijl te veranderen. In Nederland zal van het thans besproken geslacht alleen de ‘Woudenbergse’ tak worden voortgezet.

Terwijl er in de stamreeks nauwelijks militairen zijn aan te wijzen, valt het bij deze tak op dat baron Jan Taets, kolonel, in 1855 trouwde met zijn achternicht barones Maria Taets, dochter van ritmeester Pieter Taets van Amerongen, van Natewisch. Van hen is Carel Taets van Amerongen (geboren in 1940) een afstammeling. Hij is oprichter van de firma Taets Techniek (1973). Men produceert en ontwikkelt er hydraulische systemen en ‘pilebreakers’ voor in de bouw, bij de funderingstechniek. Aangezien beide zonen -Carel en Floris- hun vader als directeur zijn opgevolgd, is er hier sprake van een familiebedrijf. Er wordt wereldwijd geleverd aan bouwbedrijven als Bechtel, Strabag, L&T, Besix en Enka.

Aan de Lekdijk bevindt zich in de gemeente Amerongen de woontoren ‘Natewisch’. Het voormalige kasteel is al in 1672 grotendeels vergaan, op de historische woontoren na. (Latere  toevoegingen zijn weer ongedaan gemaakt). De bewoner ervan is C.J.F. Taets van Amerongen. Hij draagt officieel de achternaam van zijn moeder na een naamswijziging. Formeel is het in Nederland niet toegestaan om matrilineair een adellijke titel te voeren. In Duitsland is het juridisch wel mogelijk om baron te worden via de moeder.

Van Tuyll van Serooskerken is in het Utrechtse bekend door Slot Zuylen (bij Maarssen). Dit kasteel werd door Frederik van Tuyll van Serooskerken (1886 – 1958) in een stichting ondergebracht, samen met de tuinen en een deel van de inventaris. Vijftig jaar nadien heeft een landelijke krant er in een artikel speciale aandacht aan besteed.19 Het met veel zorg onderhouden landgoed is voor het publiek opengesteld. Aan de portretschilderijen werd in 1995 een tentoonstelling gewijd. Bij die gelegenheid verscheen een kleurrijke catalogus onder de titel ‘Op stand aan de wand’.20

In het inleidende hoofdstuk van de catalogus wordt erop gewezen, dat de familie zich door de eeuwen heen steeds met de afstamming heeft bezig gehouden.21 Uit het Rode Boekje blijkt, dat stamvader Pieter Hugenz in 1472 wordt vermeld als burger van Zierikzee. De vroegere veronderstelling dat een van Tuyll, gehuwd met een van Ravenschot, de ouders waren van Pieter Hugenz, is komen te vervallen. Het is Pieter die in 1483 de heerlijkheid Serooskerke op Schouwen koopt. En als eerste neemt hij een achternaam aan, te weten: van Serooskerke. Zijn nageslacht gaat tot de bovenlaag van de samenleving behoren.22 Aanleiding om een verband te veronderstellen met de adellijke Gelderse familie van Tuyll, is waarschijnlijk: een vergelijkbaar familiewapen.23

Deze laatste van Tuylls zijn ook heren geweest van kasteel de Ruwenberg te Sint-Michielsgestel (N-Br). Dit behoorde later aan van Ravenschot toe, een oorspronkelijk Vlaamse familie. Alhoewel er -achteraf gezien- geen afstamming blijkt te zijn uit de (Gelders-Brabantse) familie van Tuyll, is het Reinout van Tuyll van Serooskerke in 1640 gelukt om in de Ridderschap van Utrecht te worden opgenomen. Het geslacht is altijd zeer prominent gebleven en is daarnaast bijzonder uitgebreid. Afgelopen zomer werd er een familiedag georganiseerd op kasteel Heeze (N-Br), dat nog door de familie wordt bewoond. Zeer lezenswaardig is het interview met baron Frits van Tuyll, heer van Serooskerke (Schouwen), in de bundel Van Adel.24

(Bijgaande afbeelding is een getekend wapenbord voor Jacob van Serooskerke, overl. 1531, dat pas in de 17e eeuw is vervaardigd. In de hoeken de wapens van diens grootouders: ‘Tuyll’ – ‘Ravenschot’ en Bergen – Cats. De tekening is opgenomen in A. van Steensel: Edelen, nr. 7.6)

Van Utenhove werd een Utrechts geslacht na het huwelijk van Anthony Utenhove in 1593 met Agnes van Renesse. In Vlaanderen was Utenhove een grote naam. Maar Anthony kwam verrassend genoeg uit Drenthe. Daar was hij aanvankelijk schout van Meppel, een functie die zijn vader ook had. Nadien maakte hij echter carrière in het leger. Hij werd kolonel van het regiment de Zoete van Villers.

Zijn zoon was Charles, ambassadeur extraordinaris. Hij noemt zich ‘van’ Utenhove. Eigenlijk is dit dubbelop. Want uten Hove betekent al: van den Hove. Diens zoon weer, Hendrik, werd een hoge militair. Hij komt in de bronnen voor als Hendrik van Uyttenhove van Amelisweerd (1682 – 1715), kolonel infanterie, vervolgens generaal-majoor en sinds 1709 luitenant-generaal titulair.25 Ook nadien waren er soms militairen met een hoge rang bij de familie van Utenhove.

Aangezien het geslacht dreigt uit te sterven, hebben barones van Utenhove en haar echtgenoot in 1998 voor de (adellijke) naam van de moeder gekozen als gezinsnaam, toen dit wettelijk mogelijk werd. Hun kinderen heten van Utenhove, zonder dat er evenwel een adellijke titel aan is verbonden. Er bestaat verder een Stichting Familiefonds Van Utenhove, waar afstammelingen in brede zin aanspraak op kunnen maken.

Hoewel alles erop wijst dat Utenhove uit Drenthe één geslacht vormt met dat uit Vlaanderen, is het sluitende bewijs daarvoor nog niet geleverd. Wel heeft een historicus op een symposium alle argumenten hiervoor overtuigend besproken. Tot de bewijsstukken behoren een zegel uit de relevante periode met het familiewapen en een vroege heraldische kwartierstaat om bij de Duitse Orde te worden opgenomen.26

Reeds in de 12e eeuw nam het geslacht Utenhove in de stad Gent een vooraanstaande positie in. Filips Utenhove deed in 1302 mee aan de Guldensporenslag in de buurt van Kortrijk. Aan het ‘panoramisch gezicht’ op de stad Gent door Pieter de Keysere uit 1524 is tevens het wapen ‘Uten Hove’ toegevoegd.27 Bijgaande illustratie betreft het blazoen van Karel Utenhove (Gent, 1542; facsimile) en toont het schild met de ‘tweelingbalken’.28

Titus von Bönninghausen

Oorspronkelijke publicatie: Utrecht (vorst-bisdom, provincie) en enkele oude geslachten, Van Adel, Nieuwsbrief van de Nederlandse Adelsvereniging, 2016-II, p. 11-23.

Voetnoten

  1. Th. Eickhoff e.a.: Der Dom, ein Wahrzeichen Münsters (2014).
  2. van den Hoven van Genderen meent in zijn proefschrift, dat er in Utrecht te weinig adel was om zestien kwartieren te kunnen verlangen van een nieuwe domkanunnik. Zie: De heren van de kerk, de kanunniken van Oudmunster te Utrecht en hun kerkgebouw in de late Middeleeuwen (1997) 230 – 231
  3. Wolff-Wintrich: Die Nordseitenschiffenster des Kölner Domes (1998) 82 – 88; fig. 5 – 8; afb. 187 – 189. Online: www.koelner-dom.de onder ‘Fenster’.
  4. E. Haanen ‘De Hornes, hun gebrandschilderde ramen in Luik, Shrewsbury en Lichfield’, in: De Maasgouw, 124 (2005) 83 – 93. Het artikel staat ook online.
  5. De stamvader bij van Boetzelaer was wellicht met een van Galen getrouwd. Maar er wordt ook gespeculeerd, dat het om de ouders van de bewezen stamvader kan gaan. Misschien was daarbij omgekeerd de vader een van Galen en de moeder een van Boetzelaer. Zie J.W. des Tombe: Het geslacht Van den Boetzelaer (1969) 3 – 6, 11 – 13
  6. Mensema e.a.: De Ridderschap van Overijssel. Le Métier du Noble (2000) 14 -16
  7. De naam is in Duitsland iets anders gespeld. Maar het is er algemeen geaccepteerd, om woorden met ‘ing’ als ‘ink’ uit te spreken. (Bijvoorbeeld ook door de nieuwslezer bij de landelijke omroep).
  8. de Keijzer: De oudste lijst van leenmannen van de bisschop van Utrecht (2015
  9. Mededeling van de heer J. Hanssen (Baarlo), samensteller van de genealogie van Laer.
  10. Delftse families (slot), in: Van Adel, Nieuwsbrief, 9 (2015 – I) 27
  11. Delftse families -aankondiging, in: Van Adel, Nieuwsbrief, 8 (2014 – I) 33
  12. De stamvader van de jonkheren van de Poll is: Evert ‘Pollekijn’, in 1342 getuige bij het testament van Roelof de Rovere, heer van Heulestein bij Linschoten. Een afstammeling van genoemde Evert is Jan van de Poll, burgemeester en schout van Montfoort. Hij trouwde in 1519 met Mechteld Zas -lees van Sasse van Ysselt. Genoemde Mechteld Zas en haar broer mr. Dirk Zas hadden als grootmoeder Weyn (Wendelmoet), dochter van Hendrick. En Hendrick was de zoon van Sweer, de natuurlijke zoon van Hendrik III van Montfoort.
  13. Rotterdamse families, in: Van Adel, Nieuwsbrief, 10 (2016 – I) 47 en 54 – 55. Zie verder R. de Kam: Nijevelt, een verdwenen kasteel in Leidsche Rijn (2006).
  14. Mollerus, Stratenus, Leyssius, Quintus; in: Van Adel, Nieuwsbrief, 7 (2013 – I) 23 en 28 -29
  15. Van Hemert tot Dingshof behoorde in de 15e – 16e eeuw eveneens tot de adel van het Nedersticht. Waarschijnlijk ging het voordien om een Betuws geslacht. Vergelijk J.M. van Winter: Ministerialiteit in Gelre en Zutphen (1962).
  16. Veel wapens in Spanje hebben een schildzoom, waarop acht schuinkruisjes zijn aangebracht. Zie daarvoor Van Adel, Nieuwsbrief, 10 (2016 – I) 31 – 32
  17. Namelijk op de gedenktafel in het Academiegebouw van de Universiteit van Utrecht; met Truus van Lier op een gedenksteen in het gebouw van de UVSV te Utrecht; op het monument ‘Vrouwen uit het verzet’ te Heerhugowaard. Zie F. Broeyer: Het Utrechtse universitaire verzet, 1940 -1945. ‘Heb je Kafka gelezen?’ (2014) 174, 355 – 356
  18. ‘Stamlyst van het geslagte van Amerongen’, in: A. Ferwerda en J. Kok: Nederlandsch geslacht-, stam- en wapenboek, I (1785; online). De oudste geschiedenis bij Ferwerda is onjuist. Men begint er het best met generatie tien. Dit komt overeen met generatie twee in het Nederland’s Adelsboek, 95 (2010) 2
  19. George Marlet, ‘Thuis in het kasteel’ in: Trouw, de Verdieping van 5 augustus 2002; online
  20. van der Goes en J. de Meyere: Op stand aan de wand, vijf eeuwen familieportretten in Slot Zuylen (1995). De tentoonstelling werd door Fred Lammers besproken in Trouw, de Verdieping, van 8 augustus 1996: ‘Het ziet er allemaal puik uit’ (online).
  21. Aldaar, pag. 2. En pag. 9, voetnoot 2 en 3
  22. Nederland’s Adelsboek, 45 (1952) en 95 (2010); verouderd: 16 (1918); onjuist: 9 (1911). Zie uitvoeriger A. van Steensel: Edelen in Zeeland, macht, rijkdom, status in een laatmiddeleeuwse samenleving (2010) 247 en 363 – 364. Dit proefschrift is online te raadplegen, maar zie er dan: pag. 226 en 333
  23. Vergelijk het wapen van het dorp Serooskerke op Walcheren: op azuur (blauw) drie gouden brakkenkoppen. Zie tevens het Engelse lemma van Tuyll op internet. De Zeeuw Philibert van Tuyll van Serooskerken kreeg verder in 1623 toestemming van koning Jacobus I van Engeland, om de Engelse roos te voeren bij zijn wapen. Alhoewel geen afstammeling van Philibert, houden de ‘wildemannen’ bij het wapen van de huidige familie een gekroonde roos (‘Engelse roos’) in de hoogte in plaats van een knots.
  24. van Beckum en A. Wagenaar: Van Adel (1990; Prijs voor de Dagbladjournalistiek) 24 – 27
  25. H. Zwitzer e.a.: Het Staatsche leger, de achttiende eeuw (2012, deel X). Hendrik was sinds 1699 commandeur van Hasselt (Ov.) en sinds 1712 van ‘s-Hertogenbosch. (Het Nederland’s Adelsboek geeft hier verkeerde jaartallen).
  26. Deze voordracht door drs. D. de Clercq heette: “Gesprooten uute stadt van Gendt”, familieoverlevering en modern genealogisch onderzoek naar de familie Van Utenhove. Het thema van dit symposium was ‘Nederlandse adel, 1814 – 2014’, dat te Den Haag bij het Centraal Bureau voor Genealogie werd gehouden op 28 november 2014
  27. Zie eveneens: Wapenen vanden edelen porters van Ghendt, https://lib.ugent.be/catalog/rug01:000836445
  28. Het wapen van Karel Utenhove is afgebeeld in J. Decavele (red.): Keizer tussen stropdragers (1990). De Nederlandse van Utenhoves hebben geen vis als helmteken, maar een pauwenstaart. Zie onder meer de rouwkas voor Willem van Utenhove, heer van Heemstede (1781), die is opgenomen in Wapenregister van de Nederlandse adel (2014) 64
Utrecht (vorst-bisdom, provincie) en enkele oude geslachten